Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. temen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für temen (Niederländisch) ins Spanisch

temen:

temen Verb (teem, teemt, teemde, teemden, geteemd)

  1. temen

Konjugationen für temen:

o.t.t.
  1. teem
  2. teemt
  3. teemt
  4. temen
  5. temen
  6. temen
o.v.t.
  1. teemde
  2. teemde
  3. teemde
  4. teemden
  5. teemden
  6. teemden
v.t.t.
  1. heb geteemd
  2. hebt geteemd
  3. heeft geteemd
  4. hebben geteemd
  5. hebben geteemd
  6. hebben geteemd
v.v.t.
  1. had geteemd
  2. had geteemd
  3. had geteemd
  4. hadden geteemd
  5. hadden geteemd
  6. hadden geteemd
o.t.t.t.
  1. zal temen
  2. zult temen
  3. zal temen
  4. zullen temen
  5. zullen temen
  6. zullen temen
o.v.t.t.
  1. zou temen
  2. zou temen
  3. zou temen
  4. zouden temen
  5. zouden temen
  6. zouden temen
en verder
  1. ben geteemd
  2. bent geteemd
  3. is geteemd
  4. zijn geteemd
  5. zijn geteemd
  6. zijn geteemd
diversen
  1. teem!
  2. teemt!
  3. geteemd
  4. temend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für temen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gemir temen brullen; emmeren; huilen; jammeren; janken; jeremiëren; kermen; kreunen; krijsen; steunen; weeklagen; zich beklagen
gimotear temen emmeren; grienen; huilen; janken; kreunen; snikken; snotteren; steunen; zich beklagen