Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
birlar
|
|
afsnoepen; bietsen; inpikken
|
cajas
|
pijlen; schachten; stelen
|
blikken; brandkasten; containers; kluizen; laadbakken; oogopslagen; safes
|
coger
|
|
aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
|
enganche
|
pijlen; schachten; stelen
|
aanhaken; dissel; haken; inpalming
|
evitar
|
|
afdraaien; afwenden; afzwenken; wegdraaien
|
lanzas de tiro
|
pijlen; schachten; stelen
|
|
mangar
|
|
bietsen; inpikken
|
robar
|
stelen
|
|
vara
|
pijlen; schachten; stelen
|
dissel; disselboom; staak; vioolstok; vioolstrijkstok
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
afanar
|
gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken
|
|
arrebatar
|
achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
|
aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doordrijven; geweld gebruiken; gispen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; ontworstelen; ontwringen; verhuizen; verkassen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; zich door te worstelen bevrijden
|
birlar
|
achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
|
afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; pikken; snaaien; wegkapen
|
coger
|
achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
|
aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; afbedelen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; grijpen; halen; iets onverwachts doen; ketenen; klauwen; kluisteren; nemen; nuttigen; obsederen; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; plukken; snappen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verrassen; verschalken; verstrikken; verzamelen; wat neervalt opvangen
|
defraudar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
afzetten; bedonderen; bedriegen; bedrogen worden; beduvelen; belazeren; beschamen; besodemieteren; bezwendelen; flessen; misleiden; neppen; oplichten; teleurstellen; vertrouwen schenden; zwendelen
|
desfalcar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
|
disentir
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; vermijden
|
disimular
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
achterhouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; ontveinzen; verbergen; verbloemen; verduisteren; verheimelijken; verstoppen; wegstoppen
|
divergir
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; vermijden
|
escapar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; floepen; glippen; in ontvangst nemen; krijgen; loskomen; mijden; ontglippen; ontkomen; ontlopen; ontschieten; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvallen; ontvangen; ontvluchten; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; opstrijken; per ongeluk zeggen; uit de weg gaan; uitwijken; uitwijken voor iets; vermijden; verspreken; vluchten; vrijkomen; wegglippen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich bevrijden; zich vrijmaken
|
evitar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
afhouden; een bezwaar ondervangen; in ontvangst nemen; krijgen; mijden; omzeilen; ondervangen; ontduiken; ontlopen; ontvangen; ontwijken; opstrijken; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; vermijden; voorkomen; weren
|
guardarse de
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
|
huntar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
|
hurtar
|
achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
|
afbedelen
|
hurtqr
|
achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
|
|
llevarse con el pico
|
achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
|
|
mangar
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; snaaien; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
|
afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; onteigenen; ontfutselen; pikken; snaaien; wegkapen
|
mangar a
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
|
robar
|
achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
|
achteruitgaan; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; beroven; beroven van; bestelen; bietsen; declineren; depriveren; gappen; grissen; inpikken; ladelichten; leegplunderen; minder worden; ontfutselen; ontnemen; ontstelen; pikken; plunderen; roven; te kort doen; uitplunderen
|