Niederländisch

Detailübersetzungen für springend (Niederländisch) ins Spanisch

springend:

springend Adjektiv

  1. springend (springenderwijs)
    saltador; a saltos

Übersetzung Matrix für springend:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
a saltos springend; springenderwijs met sprongen; springenderwijs; sprongsgewijs
saltador springend; springenderwijs

springend form of springen:

Konjugationen für springen:

o.t.t.
  1. spring
  2. springt
  3. springt
  4. springen
  5. springen
  6. springen
o.v.t.
  1. sprong
  2. sprong
  3. sprong
  4. sprongen
  5. sprongen
  6. sprongen
v.t.t.
  1. heb gesprongen
  2. hebt gesprongen
  3. heeft gesprongen
  4. hebben gesprongen
  5. hebben gesprongen
  6. hebben gesprongen
v.v.t.
  1. had gesprongen
  2. had gesprongen
  3. had gesprongen
  4. hadden gesprongen
  5. hadden gesprongen
  6. hadden gesprongen
o.t.t.t.
  1. zal springen
  2. zult springen
  3. zal springen
  4. zullen springen
  5. zullen springen
  6. zullen springen
o.v.t.t.
  1. zou springen
  2. zou springen
  3. zou springen
  4. zouden springen
  5. zouden springen
  6. zouden springen
en verder
  1. ben gesprongen
  2. bent gesprongen
  3. is gesprongen
  4. zijn gesprongen
  5. zijn gesprongen
  6. zijn gesprongen
diversen
  1. spring!
  2. springt!
  3. gesprongen
  4. springend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

springen [het ~] Nomen

  1. het springen (naar beneden springen; afspringen)
    el brinco; el salto

Übersetzung Matrix für springen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
brinco afspringen; naar beneden springen; springen
salto afspringen; naar beneden springen; springen duik; hoogspringen; hoogtesprong; salto; sprong
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agrietarse ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen
cortarse opspringen; springen blijven steken; coifferen; haperen; kappen; knippen; op hetzelfde niveau blijven; ophouden; stagneren; stokken; temporiseren; vastlopen; vertragen
cuartease ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen aan stukken springen
dar saltos een sprongetje maken; opspringen; springen vanaf springen
dar un salto opspringen; springen
entrar en erupción exploderen; klappen; ontploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen
estallar exploderen; klappen; ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen aan stukken springen; aanleren; afsnauwen; barsten; breken; eigen maken; knallen; kwakken; leren; losbarsten; losbranden; losbreken; losspringen; met opzet kapotmaken; neerkwakken; neerploffen; openbranden; openspringen; oppikken; opsteken; over iets springen; ploffen; smakken; uiteenspatten; uitvallen tegen; vanaf springen; verwerven
explosionar exploderen; klappen; ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen
explotar exploderen; klappen; ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen aan stukken springen; bewerkstelligen; bouwklaar maken; exploiteren; laten exploderen; leegknijpen; ontginnen; ontwikkelen; opblazen; persen; profiteren; realiseren; tot ontwikkeling brengen; uitbuiten; uitpersen; verwerkelijken; verwezenlijken; voor landbouw klaar maken; voordeel trekken
hacer explosión exploderen; klappen; ontploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen aan stukken springen
levantarse de un salto opspringen; springen omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
reventar ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; creperen; kapot barsten; klauteren; omwoelen; over iets springen; uiteenspatten; vanaf springen; verrekken; zieltogen
saltar een sprongetje maken; opspringen; springen afsteken; barsten; een knippend geluid maken; eruit springen; in het oog lopen; induiken; kletteren; losspringen; openspringen; opvallen; overheen springen; overspringen; rammelen; uitspringen; uitsteken

Verwandte Definitionen für "springen":

  1. kapotgaan of barsten1
    • de waterleiding is gesprongen1
  2. met je voeten afzetten en zo omhoog gaan1
    • de hond springt over het hek1
  3. plotseling veranderen1
    • het stoplicht springt op rood1

Wiktionary Übersetzungen für springen:

springen
verb
  1. na zich tegen de zwaartekracht afgezet te hebben een korte vrije val door de lucht maken

Cross Translation:
FromToVia
springen saltar jump — propel oneself rapidly upward such that momentum causes the body to become airborne
springen saltar jump — cause oneself to leave an elevated location and fall downward
springen saltar jump — employ a parachute to leave an aircraft or elevated location
springen saltar leap — to jump
springen saltar spring — to jump or leap
springen explotar; explosionar exploserfaire explosion.
springen saltar sauter — S’élancer en l’air

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für springend