Niederländisch
Detailübersetzungen für snakken (Niederländisch) ins Spanisch
snakken:
-
snakken (smachten; kwijnend verlangen; kwijnen)
anhelar; desear angustiosamente; querer; languidecer; ansiar-
anhelar Verb
-
querer Verb
-
languidecer Verb
-
ansiar Verb
-
Konjugationen für snakken:
o.t.t.
- snak
- snakt
- snakt
- snakken
- snakken
- snakken
o.v.t.
- snakte
- snakte
- snakte
- snakten
- snakten
- snakten
v.t.t.
- heb gesnakt
- hebt gesnakt
- heeft gesnakt
- hebben gesnakt
- hebben gesnakt
- hebben gesnakt
v.v.t.
- had gesnakt
- had gesnakt
- had gesnakt
- hadden gesnakt
- hadden gesnakt
- hadden gesnakt
o.t.t.t.
- zal snakken
- zult snakken
- zal snakken
- zullen snakken
- zullen snakken
- zullen snakken
o.v.t.t.
- zou snakken
- zou snakken
- zou snakken
- zouden snakken
- zouden snakken
- zouden snakken
en verder
- ben gesnakt
- bent gesnakt
- is gesnakt
- zijn gesnakt
- zijn gesnakt
- zijn gesnakt
diversen
- snak !
- snakt !
- gesnakt
- snakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für snakken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anhelar | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken | een sterke begeerte hebben naar; haken; hijgen; hongeren naar; hunkeren; sterk verlangen; zwaar ademhalen |
ansiar | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken | een sterke begeerte hebben naar; haken; hongeren naar |
desear angustiosamente | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken | |
languidecer | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken | kwijnen; verkwijnen; wegkwijnen; wegslinken |
querer | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken | begeren; believen; beminnen; hopen; houden van; liefhebben; minnen; moeten; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen; wensen; willen |