Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. signeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für signeren (Niederländisch) ins Spanisch

signeren:

signeren Verb (signeer, signeert, signeerde, signeerden, gesigneerd)

  1. signeren (ondertekenen; tekenen)
    firmar

Konjugationen für signeren:

o.t.t.
  1. signeer
  2. signeert
  3. signeert
  4. signeren
  5. signeren
  6. signeren
o.v.t.
  1. signeerde
  2. signeerde
  3. signeerde
  4. signeerden
  5. signeerden
  6. signeerden
v.t.t.
  1. heb gesigneerd
  2. hebt gesigneerd
  3. heeft gesigneerd
  4. hebben gesigneerd
  5. hebben gesigneerd
  6. hebben gesigneerd
v.v.t.
  1. had gesigneerd
  2. had gesigneerd
  3. had gesigneerd
  4. hadden gesigneerd
  5. hadden gesigneerd
  6. hadden gesigneerd
o.t.t.t.
  1. zal signeren
  2. zult signeren
  3. zal signeren
  4. zullen signeren
  5. zullen signeren
  6. zullen signeren
o.v.t.t.
  1. zou signeren
  2. zou signeren
  3. zou signeren
  4. zouden signeren
  5. zouden signeren
  6. zouden signeren
en verder
  1. ben gesigneerd
  2. bent gesigneerd
  3. is gesigneerd
  4. zijn gesigneerd
  5. zijn gesigneerd
  6. zijn gesigneerd
diversen
  1. signeer!
  2. signeert!
  3. gesigneerd
  4. signerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für signeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
firmar ondertekenen; signeren; tekenen aftekenen; contract aangaan; contrasteren; in werking treden; inboeken; paraferen