Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. schooieren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für schooiert (Niederländisch) ins Spanisch

schooiert form of schooieren:

schooieren Verb (schooier, schooiert, schooierde, schooierden, geschooierd)

  1. schooieren

Konjugationen für schooieren:

o.t.t.
  1. schooier
  2. schooiert
  3. schooiert
  4. schooieren
  5. schooieren
  6. schooieren
o.v.t.
  1. schooierde
  2. schooierde
  3. schooierde
  4. schooierden
  5. schooierden
  6. schooierden
v.t.t.
  1. heb geschooierd
  2. hebt geschooierd
  3. heeft geschooierd
  4. hebben geschooierd
  5. hebben geschooierd
  6. hebben geschooierd
v.v.t.
  1. had geschooierd
  2. had geschooierd
  3. had geschooierd
  4. hadden geschooierd
  5. hadden geschooierd
  6. hadden geschooierd
o.t.t.t.
  1. zal schooieren
  2. zult schooieren
  3. zal schooieren
  4. zullen schooieren
  5. zullen schooieren
  6. zullen schooieren
o.v.t.t.
  1. zou schooieren
  2. zou schooieren
  3. zou schooieren
  4. zouden schooieren
  5. zouden schooieren
  6. zouden schooieren
en verder
  1. ben geschooierd
  2. bent geschooierd
  3. is geschooierd
  4. zijn geschooierd
  5. zijn geschooierd
  6. zijn geschooierd
diversen
  1. schooier!
  2. schooiert!
  3. geschooierd
  4. schooierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schooieren [znw.] Nomen

  1. schooieren
    el gorronear; el medigar

Übersetzung Matrix für schooieren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gorronear schooieren bedelen; schooien
medigar schooieren
mendigar bedelen; schooien
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gorronear schooieren klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
mendigar schooieren bedelen; bidden; in gebed zijn; schooien; soebatten
pedir limosna schooieren
ser pedigüeño schooieren
vivir de gorra schooieren klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren

Verwandte Wörter für "schooieren":