Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- rapporteren:
-
Wiktionary:
- rapporteren → relatar, informar
- rapporteren → informar, inspeccionar
Niederländisch
Detailübersetzungen für rapporteren (Niederländisch) ins Spanisch
rapporteren:
-
rapporteren (melden; berichten; meedelen; informeren; verslag uitbrengen)
informar; reportar; declarar; notificar; comentar sobre; rendir informe; informar de-
informar Verb
-
reportar Verb
-
declarar Verb
-
notificar Verb
-
comentar sobre Verb
-
rendir informe Verb
-
informar de Verb
-
Konjugationen für rapporteren:
o.t.t.
- rapporteer
- rapporteert
- rapporteert
- rapporteren
- rapporteren
- rapporteren
o.v.t.
- rapporteerde
- rapporteerde
- rapporteerde
- rapporteerden
- rapporteerden
- rapporteerden
v.t.t.
- heb gerapporteerd
- hebt gerapporteerd
- heeft gerapporteerd
- hebben gerapporteerd
- hebben gerapporteerd
- hebben gerapporteerd
v.v.t.
- had gerapporteerd
- had gerapporteerd
- had gerapporteerd
- hadden gerapporteerd
- hadden gerapporteerd
- hadden gerapporteerd
o.t.t.t.
- zal rapporteren
- zult rapporteren
- zal rapporteren
- zullen rapporteren
- zullen rapporteren
- zullen rapporteren
o.v.t.t.
- zou rapporteren
- zou rapporteren
- zou rapporteren
- zouden rapporteren
- zouden rapporteren
- zouden rapporteren
en verder
- ben gerapporteerd
- bent gerapporteerd
- is gerapporteerd
- zijn gerapporteerd
- zijn gerapporteerd
- zijn gerapporteerd
diversen
- rapporteer!
- rapporteert!
- gerapporteerd
- rapporterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für rapporteren:
Wiktionary Übersetzungen für rapporteren:
rapporteren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rapporteren | → informar | ↔ report — to relate details of |
• rapporteren | → inspeccionar | ↔ survey — to inspect; to examine |