Niederländisch
Detailübersetzungen für politoeren (Niederländisch) ins Spanisch
politoeren:
-
politoeren
sacar brillo a; fregar; frotar; pulir; lustrar; encerar; abrillantar; pulimentar; dar lustre; dar brillo-
sacar brillo a Verb
-
fregar Verb
-
frotar Verb
-
pulir Verb
-
lustrar Verb
-
encerar Verb
-
abrillantar Verb
-
pulimentar Verb
-
dar lustre Verb
-
dar brillo Verb
-
Konjugationen für politoeren:
o.t.t.
- politoer
- politoert
- politoert
- politoeren
- politoeren
- politoeren
o.v.t.
- politoerde
- politoerde
- politoerde
- politoerden
- politoerden
- politoerden
v.t.t.
- heb gepolitoerd
- hebt gepolitoerd
- heeft gepolitoerd
- hebben gepolitoerd
- hebben gepolitoerd
- hebben gepolitoerd
v.v.t.
- had gepolitoerd
- had gepolitoerd
- had gepolitoerd
- hadden gepolitoerd
- hadden gepolitoerd
- hadden gepolitoerd
o.t.t.t.
- zal politoeren
- zult politoeren
- zal politoeren
- zullen politoeren
- zullen politoeren
- zullen politoeren
o.v.t.t.
- zou politoeren
- zou politoeren
- zou politoeren
- zouden politoeren
- zouden politoeren
- zouden politoeren
en verder
- is gepolitoerd
- zijn gepolitoerd
diversen
- politoer!
- politoert!
- gepolitoerd
- politoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze