Niederländisch
Detailübersetzungen für pieker (Niederländisch) ins Spanisch
piekeren:
-
piekeren (nadenken; prakkiseren; peinzen)
Konjugationen für piekeren:
o.t.t.
- pieker
- piekert
- piekert
- piekeren
- piekeren
- piekeren
o.v.t.
- piekerde
- piekerde
- piekerde
- piekerden
- piekerden
- piekerden
v.t.t.
- heb gepiekerd
- hebt gepiekerd
- heeft gepiekerd
- hebben gepiekerd
- hebben gepiekerd
- hebben gepiekerd
v.v.t.
- had gepiekerd
- had gepiekerd
- had gepiekerd
- hadden gepiekerd
- hadden gepiekerd
- hadden gepiekerd
o.t.t.t.
- zal piekeren
- zult piekeren
- zal piekeren
- zullen piekeren
- zullen piekeren
- zullen piekeren
o.v.t.t.
- zou piekeren
- zou piekeren
- zou piekeren
- zouden piekeren
- zouden piekeren
- zouden piekeren
diversen
- pieker!
- piekert!
- gepiekerd
- piekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für piekeren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
pensar | denken; prakkizeren | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
pensar | nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren | afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; considereren; denken; fantaseren; in overweging nemen; inleven; invoelen; meedenken; meeleven; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voelen; voorwenden |
reflexionar | nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren | afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; bezinnen; considereren; in gedachten verzonken zijn; in overweging nemen; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; zich beraden |