Niederländisch
Detailübersetzungen für peest (Niederländisch) ins Spanisch
pezen:
-
pezen (hard rennen; sprinten; hollen; draven)
-
pezen (hard werken; half dood werken; afbeulen; kapotwerken; een ongeluk werken; sloven; buffelen; aanpoten)
Konjugationen für pezen:
o.t.t.
- pees
- peest
- peest
- pezen
- pezen
- pezen
o.v.t.
- peesde
- peesde
- peesde
- peesden
- peesden
- peesden
v.t.t.
- heb gepeesd
- hebt gepeesd
- heeft gepeesd
- hebben gepeesd
- hebben gepeesd
- hebben gepeesd
v.v.t.
- had gepeesd
- had gepeesd
- had gepeesd
- hadden gepeesd
- hadden gepeesd
- hadden gepeesd
o.t.t.t.
- zal pezen
- zult pezen
- zal pezen
- zullen pezen
- zullen pezen
- zullen pezen
o.v.t.t.
- zou pezen
- zou pezen
- zou pezen
- zouden pezen
- zouden pezen
- zouden pezen
diversen
- pees!
- peest!
- gepeesd
- pezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für pezen:
Verwandte Wörter für "pezen":
Computerübersetzung von Drittern: