Niederländisch
Detailübersetzungen für past aan (Niederländisch) ins Spanisch
aanpassen:
-
aanpassen (bijstellen)
-
aanpassen (op proef aantrekken; passen)
-
aanpassen (geschikt maken)
-
aanpassen (gewendraken; wennen; aarden)
adaptarse; acostumbrarse a; acostumbrar; acostumbrarse; aclimatarse; habituarse a; familiarizarse con; contraer el hábito de-
adaptarse Verb
-
acostumbrarse a Verb
-
acostumbrar Verb
-
acostumbrarse Verb
-
aclimatarse Verb
-
habituarse a Verb
-
familiarizarse con Verb
-
-
aanpassen
personalizar-
personalizar Verb
-
-
aanpassen (aanpassing)
Konjugationen für aanpassen:
o.t.t.
- pas aan
- past aan
- past aan
- passen aan
- passen aan
- passen aan
o.v.t.
- paste aan
- paste aan
- paste aan
- pasten aan
- pasten aan
- pasten aan
v.t.t.
- heb aangepast
- hebt aangepast
- heeft aangepast
- hebben aangepast
- hebben aangepast
- hebben aangepast
v.v.t.
- had aangepast
- had aangepast
- had aangepast
- hadden aangepast
- hadden aangepast
- hadden aangepast
o.t.t.t.
- zal aanpassen
- zult aanpassen
- zal aanpassen
- zullen aanpassen
- zullen aanpassen
- zullen aanpassen
o.v.t.t.
- zou aanpassen
- zou aanpassen
- zou aanpassen
- zouden aanpassen
- zouden aanpassen
- zouden aanpassen
diversen
- pas aan!
- past aan!
- aangepast
- aanpassende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanpassen:
Synonyms for "aanpassen":
Verwandte Definitionen für "aanpassen":
Wiktionary Übersetzungen für aanpassen:
aanpassen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanpassen | → adaptar; acomodar | ↔ accommodate — to adapt to fit |
• aanpassen | → ajustar; adaptar | ↔ adapt — To make suitable |
• aanpassen | → regular; arreglar; ajustar | ↔ adjust — to modify |
• aanpassen | → ajustar | ↔ adjust — to improve or rectify |
• aanpassen | → mejorar; corregir | ↔ amend — to make better |
• aanpassen | → modificar; demudar; cambiar | ↔ change — to make something into something different |
• aanpassen | → ajustar | ↔ set — to adjust |
• aanpassen | → adaptar; entallar | ↔ tailor — restrict something to particular need |
• aanpassen | → acomodar; adaptar; arreglar | ↔ accommoder — donner, procurer de la commodité. |
• aanpassen | → afectar | ↔ affecter — Modifier de quelque manière (7) |
• aanpassen | → ajustar; acomodar; adaptar | ↔ ajuster — accommoder une chose, en sorte qu’elle s’adapter à une autre. |
• aanpassen | → apropiar | ↔ approprier — adapter, rendre propre à une destination. |
• aanpassen | → tratar; intentar; probar; ensayar | ↔ essayer — Traductions à trier suivant le sens |
Computerübersetzung von Drittern: