Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. parelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für parelend (Niederländisch) ins Spanisch

parelend form of parelen:

parelen Adjektiv

  1. parelen
    perlado

parelen Verb (parel, parelt, parelde, parelden, gepareld)

  1. parelen (kralen)
    perlar

Konjugationen für parelen:

o.t.t.
  1. parel
  2. parelt
  3. parelt
  4. parelen
  5. parelen
  6. parelen
o.v.t.
  1. parelde
  2. parelde
  3. parelde
  4. parelden
  5. parelden
  6. parelden
v.t.t.
  1. heb gepareld
  2. hebt gepareld
  3. heeft gepareld
  4. hebben gepareld
  5. hebben gepareld
  6. hebben gepareld
v.v.t.
  1. had gepareld
  2. had gepareld
  3. had gepareld
  4. hadden gepareld
  5. hadden gepareld
  6. hadden gepareld
o.t.t.t.
  1. zal parelen
  2. zult parelen
  3. zal parelen
  4. zullen parelen
  5. zullen parelen
  6. zullen parelen
o.v.t.t.
  1. zou parelen
  2. zou parelen
  3. zou parelen
  4. zouden parelen
  5. zouden parelen
  6. zouden parelen
diversen
  1. parel!
  2. parelt!
  3. gepareld
  4. parelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für parelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
perlar kralen; parelen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
perlado parelen

Verwandte Wörter für "parelen":


Computerübersetzung von Drittern: