Niederländisch
Detailübersetzungen für overvleugelen (Niederländisch) ins Spanisch
overvleugelen:
-
overvleugelen
Konjugationen für overvleugelen:
o.t.t.
- overvleugel
- overvleugelt
- overvleugelt
- overvleugelen
- overvleugelen
- overvleugelen
o.v.t.
- overvleugelde
- overvleugelde
- overvleugelde
- overvleugelden
- overvleugelden
- overvleugelden
v.t.t.
- heb overvleugeld
- hebt overvleugeld
- heeft overvleugeld
- hebben overvleugeld
- hebben overvleugeld
- hebben overvleugeld
v.v.t.
- had overvleugeld
- had overvleugeld
- had overvleugeld
- hadden overvleugeld
- hadden overvleugeld
- hadden overvleugeld
o.t.t.t.
- zal overvleugelen
- zult overvleugelen
- zal overvleugelen
- zullen overvleugelen
- zullen overvleugelen
- zullen overvleugelen
o.v.t.t.
- zou overvleugelen
- zou overvleugelen
- zou overvleugelen
- zouden overvleugelen
- zouden overvleugelen
- zouden overvleugelen
en verder
- ben overvleugeld
- bent overvleugeld
- is overvleugeld
- zijn overvleugeld
- zijn overvleugeld
- zijn overvleugeld
diversen
- overvleugel!
- overvleugelt!
- overvleugeld
- overvleugelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für overvleugelen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
sobresalir | uitsteken; voorbijstreven | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
sobrepasar | overvleugelen | afsteken; aftroeven; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; overbieden; overstijgen; overtreffen; overtroeven; uitspringen; uitsteken; voorbijstreven |
sobresalir | overvleugelen | excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken; vooruitspringen; vooruitsteken |