Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. opgereden:
  2. oprijden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opgereden (Niederländisch) ins Spanisch

opgereden:

opgereden Adjektiv

  1. opgereden

Übersetzung Matrix für opgereden:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
conducido hasta arriba opgereden

oprijden:

oprijden Verb (rijd op, rijdt op, reed op, reden op, opgereden)

  1. oprijden (eindje meerijden)
  2. oprijden
    subir
  3. oprijden (opwaarts rijden)

Konjugationen für oprijden:

o.t.t.
  1. rijd op
  2. rijdt op
  3. rijdt op
  4. rijden op
  5. rijden op
  6. rijden op
o.v.t.
  1. reed op
  2. reed op
  3. reed op
  4. reden op
  5. reden op
  6. reden op
v.t.t.
  1. ben opgereden
  2. bent opgereden
  3. is opgereden
  4. zijn opgereden
  5. zijn opgereden
  6. zijn opgereden
v.v.t.
  1. was opgereden
  2. was opgereden
  3. was opgereden
  4. waren opgereden
  5. waren opgereden
  6. waren opgereden
o.t.t.t.
  1. zal oprijden
  2. zult oprijden
  3. zal oprijden
  4. zullen oprijden
  5. zullen oprijden
  6. zullen oprijden
o.v.t.t.
  1. zou oprijden
  2. zou oprijden
  3. zou oprijden
  4. zouden oprijden
  5. zouden oprijden
  6. zouden oprijden
en verder
  1. heb opgereden
  2. hebt opgereden
  3. heeft opgereden
  4. hebben opgereden
  5. hebben opgereden
  6. hebben opgereden
diversen
  1. rijd op!
  2. rijdt op!
  3. opgereden
  4. oprijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für oprijden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
subir oprijden opklimmen; stijgen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acompañar eindje meerijden; oprijden aan mengsel toevoegen; afgeven; afleveren; begeleiden; bestellen; bezorgen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; brengen; chaperonneren; erbij voegen; escorteren; geleiden; insluiten; langs brengen; leiden; meebrengen; meegaan; meelopen; meerijden; meevoeren; overhandigen; rondleiden; thuisbezorgen; toevoegen; vergezellen; voeren; volgen; wegbrengen
conducir hacia arriba oprijden; opwaarts rijden naar boven rijden; omhoogrijden
rodar por eindje meerijden; oprijden binnenrijden; inrijden
seguir caminando eindje meerijden; oprijden
subir eindje meerijden; oprijden; opwaarts rijden aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bevorderd worden; binnenrijden; bovenkomen; de hoogte ingaan; erop vooruit gaan; gedijen; groeien; groter worden; heffen; hijsen; hoger maken; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; inrijden; lichten; naar boven gaan; naar boven rijden; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogleiden; omhooglopen; omhoogrijden; omhoogschroeven; omhoogstappen; omhoogstijgen; omhoogvoeren; ontspinnen; opgaan; opheffen; ophijsen; ophogen; oprijzen; opstijgen; optillen; opvliegen; opzetten; rijzen; stijgen; tillen; toenemen; verhogen; vermeerderen; vooruitkomen; vorderen; zich opwerken

Computerübersetzung von Drittern: