Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. ondervinden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ondervinden (Niederländisch) ins Spanisch

ondervinden:

ondervinden Verb (ondervind, ondervindt, ondervond, ondervonden, ondervonden)

  1. ondervinden (ervaren; beleven; gewaarworden; voelen)

Konjugationen für ondervinden:

o.t.t.
  1. ondervind
  2. ondervindt
  3. ondervindt
  4. ondervinden
  5. ondervinden
  6. ondervinden
o.v.t.
  1. ondervond
  2. ondervond
  3. ondervond
  4. ondervonden
  5. ondervonden
  6. ondervonden
v.t.t.
  1. heb ondervonden
  2. hebt ondervonden
  3. heeft ondervonden
  4. hebben ondervonden
  5. hebben ondervonden
  6. hebben ondervonden
v.v.t.
  1. had ondervonden
  2. had ondervonden
  3. had ondervonden
  4. hadden ondervonden
  5. hadden ondervonden
  6. hadden ondervonden
o.t.t.t.
  1. zal ondervinden
  2. zult ondervinden
  3. zal ondervinden
  4. zullen ondervinden
  5. zullen ondervinden
  6. zullen ondervinden
o.v.t.t.
  1. zou ondervinden
  2. zou ondervinden
  3. zou ondervinden
  4. zouden ondervinden
  5. zouden ondervinden
  6. zouden ondervinden
diversen
  1. ondervind!
  2. ondervindt!
  3. ondervonden
  4. ondervindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ondervinden [znw.] Nomen

  1. ondervinden (ondervinding)
    la experiencia; la habilidad; la práctica; la destreza; la rutina

Übersetzung Matrix für ondervinden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
destreza ondervinden; ondervinding bekwaamheid; kunde; kundigheid; oorlog; slag; strijd; vaardigheid; veldslag; vingervlugheid
experiencia ondervinden; ondervinding bekwaamheid; belevenis; beleving; doorkneedheid; ervaring; kunde; kundigheid; meemaken van een gebeurtenis; praktijk; routine; vaardigheid; vakarbeid; vakmanschap; vakwerk
habilidad ondervinden; ondervinding adremheid; bedrevenheid; bijdehandheid; doortraptheid; ervaring; geraffineerdheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; gladheid; handigheid; handvaardigheid; kneep; kunde; kundigheid; kunst; leepheid; listigheid; praktijk; puntig zijn; puntigheid; routine; scherpheid; scherpte; slag; sluwheid; snedigheid; snoodheid; spitsheid; strijd; toer; truc; vaardigheid met de hand; veldslag
práctica ondervinden; ondervinding beoefening; ervaring; leeroefening; opgave; praktijk; routine; uitoefening
rutina ondervinden; ondervinding eentonigheid; eenvormigheid; ervaring; monotonie; praktijk; routine; saaiheid; sleur; stereotype; uniformiteit; vast patroon
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
experimentar beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanschouwen; bekijken; doorleven; doormaken; doorstaan; ervaren als; experimenteren; inleven; invoelen; kijken; meeleven; meemaken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; verdragen; verduren; verteren; voelen; zien
pasar por beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aankomen; berechten; bezoeken; doorgaan voor; doorheen reizen; doorleven; doormaken; doorreizen; doorstaan; een stapje verder gaan; erdoor gaan; heten; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; moeten doorgaan voor; op bezoek komen; op visite gaan; opzoeken; reizen door; verdergaan; verdragen; verduren; verteren; vervolgen; voorbijkomen; voorbijlopen
sentir beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanvoelen; betreuren; iets voelen; inleven; invoelen; jammer vinden; meeleven; voelen; voorvoelen

Wiktionary Übersetzungen für ondervinden:


Cross Translation:
FromToVia
ondervinden vivir; experimentar experience — to observe or undergo