Niederländisch
Detailübersetzungen für omklappen (Niederländisch) ins Spanisch
omklappen:
-
omklappen
Konjugationen für omklappen:
o.t.t.
- klap om
- klapt om
- klapt om
- klappen om
- klappen om
- klappen om
o.v.t.
- klapte om
- klapte om
- klapte om
- klapten om
- klapten om
- klapten om
v.t.t.
- ben omgeklapt
- bent omgeklapt
- is omgeklapt
- zijn omgeklapt
- zijn omgeklapt
- zijn omgeklapt
v.v.t.
- was omgeklapt
- was omgeklapt
- was omgeklapt
- waren omgeklapt
- waren omgeklapt
- waren omgeklapt
o.t.t.t.
- zal omklappen
- zult omklappen
- zal omklappen
- zullen omklappen
- zullen omklappen
- zullen omklappen
o.v.t.t.
- zou omklappen
- zou omklappen
- zou omklappen
- zouden omklappen
- zouden omklappen
- zouden omklappen
en verder
- heb omgeklapt
- hebt omgeklapt
- heeft omgeklapt
- hebben omgeklapt
- hebben omgeklapt
- hebben omgeklapt
diversen
- klap om!
- klapt om!
- omgeklapt
- omklappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omklappen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
volcar | kapseizen; tuimelen; vallen | |
voltear | tuimelen; vallen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
volcar | omklappen | dompen; flikkeren; kantelen; kapseizen; kelderen; kiepen; kieperen; omkantelen; omver kiepen; omverrukken; onderuitgaan; op zijn bek gaan; over een kant vallen; overkiepen; ten val komen; tuimelen; vallen |
volcarse | omklappen | |
voltear | omklappen | dompen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omrollen; omvallen; omver kiepen; omvervallen; omwentelen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; spiegelen; ten val komen; tuimelen; vallen |
voltearse | omklappen |