Niederländisch
Detailübersetzungen für omduwen (Niederländisch) ins Spanisch
omduwen:
-
omduwen (omverstoten; omstoten)
tirar; tumbar; derribar; derrocar; echar por tierra; hacer caer-
tirar Verb
-
tumbar Verb
-
derribar Verb
-
derrocar Verb
-
echar por tierra Verb
-
hacer caer Verb
-
Konjugationen für omduwen:
o.t.t.
- duw om
- duwt om
- duwt om
- duwen om
- duwen om
- duwen om
o.v.t.
- duwde om
- duwde om
- duwde om
- duwden om
- duwden om
- duwden om
v.t.t.
- heb omgeduwd
- hebt omgeduwd
- heeft omgeduwd
- hebben omgeduwd
- hebben omgeduwd
- hebben omgeduwd
v.v.t.
- had omgeduwd
- had omgeduwd
- had omgeduwd
- hadden omgeduwd
- hadden omgeduwd
- hadden omgeduwd
o.t.t.t.
- zal omduwen
- zult omduwen
- zal omduwen
- zullen omduwen
- zullen omduwen
- zullen omduwen
o.v.t.t.
- zou omduwen
- zou omduwen
- zou omduwen
- zouden omduwen
- zouden omduwen
- zouden omduwen
en verder
- ben omgeduwd
- bent omgeduwd
- is omgeduwd
- zijn omgeduwd
- zijn omgeduwd
- zijn omgeduwd
diversen
- duw om!
- duwt om!
- omgeduwd
- omduwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze