Niederländisch
Detailübersetzungen für meebrengen (Niederländisch) ins Spanisch
meebrengen:
-
meebrengen (brengen; langs brengen)
Konjugationen für meebrengen:
o.t.t.
- breng mee
- brengt mee
- brengt mee
- brengen mee
- brengen mee
- brengen mee
o.v.t.
- bracht mee
- bracht mee
- bracht mee
- brachten mee
- brachten mee
- brachten mee
v.t.t.
- heb meegebracht
- hebt meegebracht
- heeft meegebracht
- hebben meegebracht
- hebben meegebracht
- hebben meegebracht
v.v.t.
- had meegebracht
- had meegebracht
- had meegebracht
- hadden meegebracht
- hadden meegebracht
- hadden meegebracht
o.t.t.t.
- zal meebrengen
- zult meebrengen
- zal meebrengen
- zullen meebrengen
- zullen meebrengen
- zullen meebrengen
o.v.t.t.
- zou meebrengen
- zou meebrengen
- zou meebrengen
- zouden meebrengen
- zouden meebrengen
- zouden meebrengen
en verder
- is meegebracht
- zijn meegebracht
diversen
- breng mee!
- brengt mee!
- meegebracht
- meebrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
meebrengen (langs brengen)
Übersetzung Matrix für meebrengen:
Verwandte Definitionen für "meebrengen":
Wiktionary Übersetzungen für meebrengen:
meebrengen
Cross Translation:
verb
-
iets ~ iets met zich mee vervoeren
- meebrengen → traer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meebrengen | → aportar; llevar; traer | ↔ amener — mener d’un lieu à un autre. |
• meebrengen | → traer; llevar; aportar | ↔ apporter — porter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé. |
• meebrengen | → juntar; ensamblar | ↔ assembler — mettre ensemble. |
• meebrengen | → llevar; llevarse | ↔ emmener — Mener hors du lieu où l’on est vers un autre lieu. |
• meebrengen | → coleccionar; acumular; reunir; juntar | ↔ rassembler — assembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser. |