Niederländisch
Detailübersetzungen für lapt (Niederländisch) ins Spanisch
lapt form of lappen:
-
de lappen (doeken)
-
de lappen
-
lappen (voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen)
-
lappen (iemand iets flikken; leveren; flikken)
Konjugationen für lappen:
o.t.t.
- lap
- lapt
- lapt
- lappen
- lappen
- lappen
o.v.t.
- lapte
- lapte
- lapte
- lapten
- lapten
- lapten
v.t.t.
- heb gelapt
- hebt gelapt
- heeft gelapt
- hebben gelapt
- hebben gelapt
- hebben gelapt
v.v.t.
- had gelapt
- had gelapt
- had gelapt
- hadden gelapt
- hadden gelapt
- hadden gelapt
o.t.t.t.
- zal lappen
- zult lappen
- zal lappen
- zullen lappen
- zullen lappen
- zullen lappen
o.v.t.t.
- zou lappen
- zou lappen
- zou lappen
- zouden lappen
- zouden lappen
- zouden lappen
en verder
- ben gelapt
- bent gelapt
- is gelapt
- zijn gelapt
- zijn gelapt
- zijn gelapt
diversen
- lap!
- lapt!
- gelapt
- lappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze