Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. krijsen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für krijsen (Niederländisch) ins Spanisch

krijsen:

krijsen Verb (krijs, krijst, krijste, krijsten, gekrijst)

  1. krijsen (huilen; brullen; janken)
  2. krijsen (schreeuwen; gillen)

Konjugationen für krijsen:

o.t.t.
  1. krijs
  2. krijst
  3. krijst
  4. krijsen
  5. krijsen
  6. krijsen
o.v.t.
  1. krijste
  2. krijste
  3. krijste
  4. krijsten
  5. krijsten
  6. krijsten
v.t.t.
  1. heb gekrijst
  2. hebt gekrijst
  3. heeft gekrijst
  4. hebben gekrijst
  5. hebben gekrijst
  6. hebben gekrijst
v.v.t.
  1. had gekrijst
  2. had gekrijst
  3. had gekrijst
  4. hadden gekrijst
  5. hadden gekrijst
  6. hadden gekrijst
o.t.t.t.
  1. zal krijsen
  2. zult krijsen
  3. zal krijsen
  4. zullen krijsen
  5. zullen krijsen
  6. zullen krijsen
o.v.t.t.
  1. zou krijsen
  2. zou krijsen
  3. zou krijsen
  4. zouden krijsen
  5. zouden krijsen
  6. zouden krijsen
diversen
  1. krijs!
  2. krijst!
  3. gekrijst
  4. krijsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für krijsen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
chillar joelen
guiñar knipogen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aullar brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen brullen; emmeren; gillen; grienen; huilen; janken; joelen; roepen; sniffen; snikken; snotteren; uitjouwen; wenen
berrear brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen blèren; roepen
bramar brullen; huilen; janken; krijsen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; gillen; janken; joelen; razen; schreeuwen; tekeergaan; tieren; uitjouwen; vloeken
chillar brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; emmeren; fluisteren; foeteren; gillen; het uitgillen; janken; joelen; knarsen; krassen; lispelen; luidkeels iets verkondigen; piepen; roepen; schetteren; schreeuwen; sissen; tetteren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; zich beklagen; zich krabben
chirriar brullen; huilen; janken; krijsen knarsen
dar alaridos brullen; huilen; janken; krijsen blèren; brullen; fluisteren; gillen; janken; lispelen; roepen; sissen
dar gritos gillen; krijsen; schreeuwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; het uitgillen; roepen; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen
dar guiñadas brullen; huilen; janken; krijsen
dar voces gillen; krijsen; schreeuwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; het uitgillen; roepen; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen
gañir brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; sniffen; snotteren; zich beklagen
gemir brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; jammeren; jeremiëren; kermen; kreunen; steunen; temen; weeklagen; zich beklagen
gritar brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; janken; joelen; roepen; schreeuwen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
guiñar brullen; huilen; janken; krijsen
llorar brullen; huilen; janken; krijsen bewenen; brullen; gillen; grienen; huilen; janken; schreien; snikken; snotteren; zich beklagen
rugir brullen; huilen; janken; krijsen blèren; brullen; gillen; janken; ketteren; sakkeren; vloeken
ulular brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; sniffen; snotteren
vocear gillen; krijsen; schreeuwen blèren; brullen; het uitgillen; kwaken; kwekken; kwetteren; snateren; uitroepen; uitschreeuwen
vociferar brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; gillen; janken; jubelen; juichen; ketteren; luidkeels iets verkondigen; razen; schetteren; schreeuwen; tekeergaan; tetteren; tieren; uitvaren tegen; vloeken

Wiktionary Übersetzungen für krijsen:

krijsen
verb
  1. luidkeels schreeuwend een hoog geluid voortbrengen

Cross Translation:
FromToVia
krijsen alarido; chillido shriek — a sharp, shrill outcry or scream
krijsen chillar shriek — to utter a loud, sharp, shrill sound or cry