Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- kopiëren:
-
Wiktionary:
- kopiëren → copiar, imitar
- kopiëren → copiar, fotocopiar
Niederländisch
Detailübersetzungen für kopiëren (Niederländisch) ins Spanisch
kopiëren:
-
kopiëren (kopie maken)
fotocopiar-
fotocopiar Verb
-
-
kopiëren (overschrijven)
-
kopiëren (stencilen)
-
kopiëren (nabootsen; namaken)
-
kopiëren (vervalsen; falsificeren; namaken; nabootsen)
imitar; copiar; contrahacer; falsificar; falsear-
imitar Verb
-
copiar Verb
-
contrahacer Verb
-
falsificar Verb
-
falsear Verb
-
Konjugationen für kopiëren:
o.t.t.
- kopiëer
- kopiëert
- kopiëert
- kopiëren
- kopiëren
- kopiëren
o.v.t.
- kopiëerde
- kopiëerde
- kopiëerde
- kopiëerden
- kopiëerden
- kopiëerden
v.t.t.
- heb gekopiëerd
- hebt gekopiëerd
- heeft gekopiëerd
- hebben gekopiëerd
- hebben gekopiëerd
- hebben gekopiëerd
v.v.t.
- had gekopiëerd
- had gekopiëerd
- had gekopiëerd
- hadden gekopiëerd
- hadden gekopiëerd
- hadden gekopiëerd
o.t.t.t.
- zal kopiëren
- zult kopiëren
- zal kopiëren
- zullen kopiëren
- zullen kopiëren
- zullen kopiëren
o.v.t.t.
- zou kopiëren
- zou kopiëren
- zou kopiëren
- zouden kopiëren
- zouden kopiëren
- zouden kopiëren
en verder
- ben gekopiëerd
- bent gekopiëerd
- is gekopiëerd
- zijn gekopiëerd
- zijn gekopiëerd
- zijn gekopiëerd
diversen
- kopiëer!
- kopiëert!
- gekopiëerd
- kopiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kopiëren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
copiar | afkijken; overkalken; overschrijven; overtrekken; spieken | |
fotocopiar | kopiëren | |
imitar | naäperij | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
contrahacer | falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen | |
copiar | falsificeren; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; namaken; overschrijven; vervalsen | met pen overtekenen; natekenen; naäpen; overtrekken; prenten |
copiar a ciclostil | kopiëren; stencilen | |
falsear | falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen | |
falsificar | falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen | |
fotocopiar | kopie maken; kopiëren | fotokopiëren; kopieën maken; reproduceren |
imitar | falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen | naäpen; uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken |
multicopiar | kopiëren; stencilen | dupliceren; multipliceren |