Niederländisch
Detailübersetzungen für konkelen (Niederländisch) ins Spanisch
konkelen:
-
konkelen (intrigeren; kuipen)
contribuir; intrigar; aportar; enredar; hacer entrar-
contribuir Verb
-
intrigar Verb
-
aportar Verb
-
enredar Verb
-
hacer entrar Verb
-
Konjugationen für konkelen:
o.t.t.
- konkel
- konkelt
- konkelt
- konkelen
- konkelen
- konkelen
o.v.t.
- konkelde
- konkelde
- konkelde
- konkelden
- konkelden
- konkelden
v.t.t.
- heb gekonkeld
- hebt gekonkeld
- heeft gekonkeld
- hebben gekonkeld
- hebben gekonkeld
- hebben gekonkeld
v.v.t.
- had gekonkeld
- had gekonkeld
- had gekonkeld
- hadden gekonkeld
- hadden gekonkeld
- hadden gekonkeld
o.t.t.t.
- zal konkelen
- zult konkelen
- zal konkelen
- zullen konkelen
- zullen konkelen
- zullen konkelen
o.v.t.t.
- zou konkelen
- zou konkelen
- zou konkelen
- zouden konkelen
- zouden konkelen
- zouden konkelen
diversen
- konkel!
- konkelt!
- gekonkeld
- konkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für konkelen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aportar | erin brengen; inbrengen | |
contribuir | erin brengen; inbrengen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aportar | intrigeren; konkelen; kuipen | bijdragen; iets in te brengen hebben; inbrengen; meehelpen |
contribuir | intrigeren; konkelen; kuipen | assisteren; bijdragen; handreiken; iets in te brengen hebben; inbrengen; insturen; inzenden; meehelpen |
enredar | intrigeren; konkelen; kuipen | aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken; neppen; obsederen; omlijnen; oppoken; opstoken; poken; sjoemelen; stoken; verwikkelen |
hacer entrar | intrigeren; konkelen; kuipen | |
intrigar | intrigeren; konkelen; kuipen | benieuwen; boeien; fascineren; intrigeren; obsederen |