Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. klemzetten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für klemzetten (Niederländisch) ins Spanisch

klemzetten:

klemzetten Verb (zet klem, zette klem, zetten klem, klem gezet)

  1. klemzetten

Konjugationen für klemzetten:

o.t.t.
  1. zet klem
  2. zet klem
  3. zet klem
  4. zetten klem
  5. zetten klem
  6. zetten klem
o.v.t.
  1. zette klem
  2. zette klem
  3. zette klem
  4. zetten klem
  5. zetten klem
  6. zetten klem
v.t.t.
  1. heb klem gezet
  2. hebt klem gezet
  3. heeft klem gezet
  4. hebben klem gezet
  5. hebben klem gezet
  6. hebben klem gezet
v.v.t.
  1. had klem gezet
  2. had klem gezet
  3. had klem gezet
  4. hadden klem gezet
  5. hadden klem gezet
  6. hadden klem gezet
o.t.t.t.
  1. zal klemzetten
  2. zult klemzetten
  3. zal klemzetten
  4. zullen klemzetten
  5. zullen klemzetten
  6. zullen klemzetten
o.v.t.t.
  1. zou klemzetten
  2. zou klemzetten
  3. zou klemzetten
  4. zouden klemzetten
  5. zouden klemzetten
  6. zouden klemzetten
en verder
  1. ben klemgezet
  2. bent klemgezet
  3. is klemgezet
  4. zijn klemgezet
  5. zijn klemgezet
  6. zijn klemgezet
diversen
  1. zet klem!
  2. zet klem!
  3. klem gezet
  4. klemzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für klemzetten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apretujar klemzetten ineen duwen; proppen