Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. iriserend:
  2. iriseren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für iriserend (Niederländisch) ins Spanisch

iriserend:

iriserend Adjektiv

  1. iriserend (met de kleuren van de regenboog)

Übersetzung Matrix für iriserend:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
iridiscente iriserend; met de kleuren van de regenboog

iriseren:

iriseren Verb (iriseer, iriseert, iriseerde, iriseerden, geïriseerd)

  1. iriseren (alle kleuren van de regenboog vertonen)

Konjugationen für iriseren:

o.t.t.
  1. iriseer
  2. iriseert
  3. iriseert
  4. iriseren
  5. iriseren
  6. iriseren
o.v.t.
  1. iriseerde
  2. iriseerde
  3. iriseerde
  4. iriseerden
  5. iriseerden
  6. iriseerden
v.t.t.
  1. ben geïriseerd
  2. bent geïriseerd
  3. is geïriseerd
  4. zijn geïriseerd
  5. zijn geïriseerd
  6. zijn geïriseerd
v.v.t.
  1. was geïriseerd
  2. was geïriseerd
  3. was geïriseerd
  4. waren geïriseerd
  5. waren geïriseerd
  6. waren geïriseerd
o.t.t.t.
  1. zal iriseren
  2. zult iriseren
  3. zal iriseren
  4. zullen iriseren
  5. zullen iriseren
  6. zullen iriseren
o.v.t.t.
  1. zou iriseren
  2. zou iriseren
  3. zou iriseren
  4. zouden iriseren
  5. zouden iriseren
  6. zouden iriseren
diversen
  1. iriseer!
  2. iriseert!
  3. geïriseerd
  4. iriserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für iriseren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
irisar alle kleuren van de regenboog vertonen; iriseren
radiar colores alle kleuren van de regenboog vertonen; iriseren

Computerübersetzung von Drittern: