Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Spanisch ->übersetze inzinken

übersetze inzinken von Niederländische ins Spanisch

Übersicht

Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten

inzinken:
- desmoronarse; bajar los precios; sufrir un ataque nervioso; venirse abajo; sufrir un bache; zozobrar; irse a pique
- hundimiento

Niederländisch

Detailübersetzungen für inzinken (Niederländisch) ins Spanisch

inzinken:

inzinken Verb (zink in, zinkt in, zonk in, zonken in, ingezonken)

inzinken (in elkaar zakken; inzakken; invallen)
desmoronarse; bajar los precios; sufrir un ataque nervioso; venirse abajo; sufrir un bache
- desmoronarse Verb
- bajar los precios Verb
- sufrir un ataque nervioso Verb
- venirse abajo Verb
- sufrir un bache Verb
inzinken (wegzinken; vervallen; wegglijden; aftakelen; afzakken; afglijden)
zozobrar; irse a pique
- zozobrar Verb
- irse a pique Verb

Konjugationen für inzinken:

o.t.t.

zink in
zinkt in
zinkt in
zinken in
zinken in
zinken in

o.v.t.

zonk in
zonk in
zonk in
zonken in
zonken in
zonken in

v.t.t.

ben ingezonken
bent ingezonken
is ingezonken
zijn ingezonken
zijn ingezonken
zijn ingezonken

v.v.t.

was ingezonken
was ingezonken
was ingezonken
waren ingezonken
waren ingezonken
waren ingezonken

o.t.t.t.

zal inzinken
zult inzinken
zal inzinken
zullen inzinken
zullen inzinken
zullen inzinken

o.v.t.t.

zou inzinken
zou inzinken
zou inzinken
zouden inzinken
zouden inzinken
zouden inzinken

en verder

is ingezonken

diversen

zink in!
zinkt in!
ingezonken
inzinkend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inzinken [znw.] Nomen

inzinken (wegzinken)
el hundimiento
- hundimiento [el ~] Nomen

Übersetzung Matrix für inzinken:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
hundimiento	inzinken; wegzinken	achteruitgang; instorting; inzakking; inzinking; neervallen; uitzakking; verzakking
irse a pique		inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
zozobrar		kapseizen
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
bajar los precios	in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken	ineenstorten; instorten; inzakken; sterk afnemen; teruglopen; vallen; wegzakken; zakken in
desmoronarse	in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken	afkalven; begeven; flippen; ineenstorten; instorten; vergaan; verkommeren; vervallen
irse a pique	afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken	wegzakken; zakken in
sufrir un ataque nervioso	in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken	ineenstorten; instorten
sufrir un bache	in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken
venirse abajo	in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken	buitelen; duikelen; imploderen; ineenstorten; instorten; naar beneden storten; neerstorten; omlaagstorten; sodemieteren; vallen
zozobrar	afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken	kantelen; kapseizen; omkantelen; over een kant vallen

Computerübersetzung von Drittern: