Niederländisch
Detailübersetzungen für ingehouden (Niederländisch) ins Spanisch
ingehouden:
-
ingehouden (geremd)
desconcertado; reprimido; azorado; deducido; apurado; descontado-
desconcertado Adjektiv
-
reprimido Adjektiv
-
azorado Adjektiv
-
deducido Adjektiv
-
apurado Adjektiv
-
descontado Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für ingehouden:
ingehouden form of inhouden:
-
inhouden (behelzen)
-
inhouden (betekenen; neerkomen op)
significar-
significar Verb
-
-
inhouden (in mindering brengen; verrekenen; aftrekken; afhouden)
-
inhouden (rustig blijven; inslikken; beheersen)
-
inhouden (geen afstand doen van; houden; achterhouden)
-
inhouden (blijven staan; stoppen; stilstaan; stilhouden)
pararse; quedarse en su lugar; quedarse quieto; detenerse; no seguir; estar inmóvil-
pararse Verb
-
quedarse en su lugar Verb
-
quedarse quieto Verb
-
detenerse Verb
-
no seguir Verb
-
estar inmóvil Verb
-
Konjugationen für inhouden:
o.t.t.
- houd in
- houdt in
- houdt in
- houden in
- houden in
- houden in
o.v.t.
- hield in
- hield in
- hield in
- hielden in
- hielden in
- hielden in
v.t.t.
- heb ingehouden
- hebt ingehouden
- heeft ingehouden
- hebben ingehouden
- hebben ingehouden
- hebben ingehouden
v.v.t.
- had ingehouden
- had ingehouden
- had ingehouden
- hadden ingehouden
- hadden ingehouden
- hadden ingehouden
o.t.t.t.
- zal inhouden
- zult inhouden
- zal inhouden
- zullen inhouden
- zullen inhouden
- zullen inhouden
o.v.t.t.
- zou inhouden
- zou inhouden
- zou inhouden
- zouden inhouden
- zouden inhouden
- zouden inhouden
en verder
- ben ingehouden
- bent ingehouden
- is ingehouden
- zijn ingehouden
- zijn ingehouden
- zijn ingehouden
diversen
- houd in!
- houdt in!
- ingehouden
- inhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inhouden:
Synonyms for "inhouden":
Antonyme für "inhouden":
Verwandte Definitionen für "inhouden":
Wiktionary Übersetzungen für inhouden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inhouden | → contener | ↔ contain — To hold inside |
• inhouden | → implicar | ↔ imply — to have as a consequence |
• inhouden | → contener | ↔ renfermer — enfermer de nouveau. |
• inhouden | → sustraer; arrebatar; amputar; cercenar; truncar; restar; quitar; deducir; descontar; arrancar; atrincherar | ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier |