Niederländisch
Detailübersetzungen für inbreng (Niederländisch) ins Spanisch
inbreng:
Übersetzung Matrix für inbreng:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
acción | aandeel; bijdrage; inbreng | aandeel; actie; ageren; aktie; beweging; daad; gang; gebaar; geste; grote daad; handelen; handeling; invloed; kampanje; lichaamsbeweging; macht; prestatie; scheepskampanje; snelheid; spoed; tempo; vaart; vennootsaandeel; vennootschapsaandeel; verrichting; werken; werking |
contingente | aandeel; bijdrage; inbreng | contingent; quota; quotum |
cuota | aandeel; bijdrage; inbreng | bijdrage; contingent; extra beloning; jaarlijkse contributie; manchet; manchetknoop; premie; quota; quotum; target; verzekeringspremie |
participación | aandeel; bijdrage; inbreng | deelgerechtigdheid; deelname; deelneming; inspraak; medezeggenschap; participatie |
Not Specified | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
acción | actie |
inbrengen:
-
inbrengen (geld opleveren)
-
inbrengen (invoegen)
introducir; insertar; intercalar; inserir-
introducir Verb
-
insertar Verb
-
intercalar Verb
-
inserir Verb
-
-
inbrengen (invoegen)
-
inbrengen (doen in; instoppen; indoen)
-
inbrengen (iets in te brengen hebben; bijdragen)
-
inbrengen (iets in te brengen hebben)
Konjugationen für inbrengen:
o.t.t.
- breng in
- brengt in
- brengt in
- brengen in
- brengen in
- brengen in
o.v.t.
- bracht in
- bracht in
- bracht in
- brachten in
- brachten in
- brachten in
v.t.t.
- heb ingebracht
- hebt ingebracht
- heeft ingebracht
- hebben ingebracht
- hebben ingebracht
- hebben ingebracht
v.v.t.
- had ingebracht
- had ingebracht
- had ingebracht
- hadden ingebracht
- hadden ingebracht
- hadden ingebracht
o.t.t.t.
- zal inbrengen
- zult inbrengen
- zal inbrengen
- zullen inbrengen
- zullen inbrengen
- zullen inbrengen
o.v.t.t.
- zou inbrengen
- zou inbrengen
- zou inbrengen
- zouden inbrengen
- zouden inbrengen
- zouden inbrengen
en verder
- is ingebracht
diversen
- breng in!
- brengt in!
- ingebracht
- inbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het inbrengen (erin brengen)