Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. huizen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für huizend (Niederländisch) ins Spanisch

huizend form of huizen:

Konjugationen für huizen:

o.t.t.
  1. huis
  2. huist
  3. huist
  4. huizen
  5. huizen
  6. huizen
o.v.t.
  1. huisde
  2. huisde
  3. huisde
  4. huisden
  5. huisden
  6. huisden
v.t.t.
  1. heb gehuisd
  2. hebt gehuisd
  3. heeft gehuisd
  4. hebben gehuisd
  5. hebben gehuisd
  6. hebben gehuisd
v.v.t.
  1. had gehuisd
  2. had gehuisd
  3. had gehuisd
  4. hadden gehuisd
  5. hadden gehuisd
  6. hadden gehuisd
o.t.t.t.
  1. zal huizen
  2. zult huizen
  3. zal huizen
  4. zullen huizen
  5. zullen huizen
  6. zullen huizen
o.v.t.t.
  1. zou huizen
  2. zou huizen
  3. zou huizen
  4. zouden huizen
  5. zouden huizen
  6. zouden huizen
en verder
  1. ben gehuisd
  2. bent gehuisd
  3. is gehuisd
  4. zijn gehuisd
  5. zijn gehuisd
  6. zijn gehuisd
diversen
  1. huis!
  2. huist!
  3. gehuisd
  4. huizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für huizen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
albergar accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen opvangen; van onderdak voorzien
hospedar accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen

Verwandte Wörter für "huizen":


Wiktionary Übersetzungen für huizen:

huizen
verb
  1. intr|nld wonen

Cross Translation:
FromToVia
huizen casa place — informal: house or home
huizen habitar; morar; residir habiter — Faire sa demeure,... (Sens général).
huizen morar; habitar; residir; alojar loger — Séjourner, avoir sa demeure habituelle ou temporaire dans un logis

Computerübersetzung von Drittern: