Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- honoreren:
-
Wiktionary:
- honoreren → pagar, reconocer
- honoreren → creer, recononcer, homologar
Niederländisch
Detailübersetzungen für honoreer (Niederländisch) ins Spanisch
honoreren:
-
honoreren (belonen; betalen; bezoldigen; salariëren)
abonar honorarios; gratificar; recompensar; pagar; satisfacer los deseos de una persona; devolver; compensar; admitir; premiar; reembolsar; retribuir; poner algo de su parte; atender; remunerar-
abonar honorarios Verb
-
gratificar Verb
-
recompensar Verb
-
pagar Verb
-
devolver Verb
-
compensar Verb
-
admitir Verb
-
premiar Verb
-
reembolsar Verb
-
retribuir Verb
-
atender Verb
-
remunerar Verb
-
Konjugationen für honoreren:
o.t.t.
- honoreer
- honoreert
- honoreert
- honoreren
- honoreren
- honoreren
o.v.t.
- honoreerde
- honoreerde
- honoreerde
- honoreerden
- honoreerden
- honoreerden
v.t.t.
- heb gehonoreerd
- hebt gehonoreerd
- heeft gehonoreerd
- hebben gehonoreerd
- hebben gehonoreerd
- hebben gehonoreerd
v.v.t.
- had gehonoreerd
- had gehonoreerd
- had gehonoreerd
- hadden gehonoreerd
- hadden gehonoreerd
- hadden gehonoreerd
o.t.t.t.
- zal honoreren
- zult honoreren
- zal honoreren
- zullen honoreren
- zullen honoreren
- zullen honoreren
o.v.t.t.
- zou honoreren
- zou honoreren
- zou honoreren
- zouden honoreren
- zouden honoreren
- zouden honoreren
en verder
- ben gehonoreerd
- bent gehonoreerd
- is gehonoreerd
- zijn gehonoreerd
- zijn gehonoreerd
- zijn gehonoreerd
diversen
- honoreer!
- honoreert!
- gehonoreerd
- honorerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze