Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dolencia
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
kwaal; ongemak; slepende ziekte; stoornis; ziekte
|
enfermedad
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
kwaal; kwaaltje; ongemak; slepende ziekte; stoornis; ziekte
|
inconveniente
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
agonie; grief; keerzijde; kwelling; nadeel; nood; ongemak; ongerief; schade; schaduwzijde; torment; verlies; verschrikking
|
lamentación
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
bedenking; bezwaar
|
llanto
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
bedenking; bezwaar; gehuil; gejammer; gejank; geweeklaag; geween; jank; snik; wolvengehuil
|
mal
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
demon; duivel; kwaad; kwaal; ongemak; ongerief; satan; slepende ziekte; stoornis
|
objeción
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
bedenking; bezwaar; opwerping; protest; repliek; tegenspraak; tegenwerping; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift; verzet
|
queja
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
beklag; belediging; grief; jammerklacht; klacht indienen; krenking; weeklacht
|
querella
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
aanklacht; aantijging; beschuldiging; gekibbel; gekijf; insinuatie; tenlastelegging; verdachtmaking
|
reclamación
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
bezwaarschrift; claim; eis; incassering; incasso; innen; inning; invordering; prijslijst; tarievenlijst; tegenmaatregel; tegenvordering; vordering
|
reproche
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
|
suspiro
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht
|
begeren; diepe zucht; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
inconveniente
|
|
argwaan opwekkend; nadelig; oneerbaar; ongunstig; ontaard; onvoordelig; onzedelijk; onzedig; verdacht
|
mal
|
|
aan een ziekte lijdend; averechts; boos; furieus; gemeen; kwaad; kwaadwillig; met slechte intentie; min; misselijk; naar; nijdig; onpasselijk; onwel; razend; satanisch; scheefgegroeid; slecht; spinnijdig; toornig; vals; verkeerd; vertoornd; woest; ziedend; ziek
|