Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. grauwen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für grauwt (Niederländisch) ins Spanisch

grauwen:

grauwen Verb (grauw, grauwt, grauwde, grauwden, gegrauwd)

  1. grauwen (snauwen)

Konjugationen für grauwen:

o.t.t.
  1. grauw
  2. grauwt
  3. grauwt
  4. grauwen
  5. grauwen
  6. grauwen
o.v.t.
  1. grauwde
  2. grauwde
  3. grauwde
  4. grauwden
  5. grauwden
  6. grauwden
v.t.t.
  1. heb gegrauwd
  2. hebt gegrauwd
  3. heeft gegrauwd
  4. hebben gegrauwd
  5. hebben gegrauwd
  6. hebben gegrauwd
v.v.t.
  1. had gegrauwd
  2. had gegrauwd
  3. had gegrauwd
  4. hadden gegrauwd
  5. hadden gegrauwd
  6. hadden gegrauwd
o.t.t.t.
  1. zal grauwen
  2. zult grauwen
  3. zal grauwen
  4. zullen grauwen
  5. zullen grauwen
  6. zullen grauwen
o.v.t.t.
  1. zou grauwen
  2. zou grauwen
  3. zou grauwen
  4. zouden grauwen
  5. zouden grauwen
  6. zouden grauwen
diversen
  1. grauw!
  2. grauwt!
  3. gegrauwd
  4. grauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für grauwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gruñir grauwen; snauwen brommen; foeteren; grommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; mopperen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; op vuur pruttelen; over iets mopperen; pruttelen; ronken; sakkeren; smoren; snorren; stoffen; sudderen; uitbrander geven; zagen; zemelen; zeuren
hablar en tono brusco grauwen; snauwen
refunfuñar grauwen; snauwen blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; kankeren; ketteren; kwaad zijn; protesteren; sakkeren; schreeuwen; schuimbekken; tegenspartelen; tegenstribbelen; uitvaren tegen; verzetten; vloeken; woedend zijn; zemelen; zeuren

Verwandte Wörter für "grauwen":


Computerübersetzung von Drittern: