Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. grauwkleurig:


Niederländisch

Detailübersetzungen für grauwkleurig (Niederländisch) ins Spanisch

grauwkleurig:

grauwkleurig Adjektiv

  1. grauwkleurig (grijs)
    sombrear; gris; oscuro; mudo; pálido; sin brillo; pardo; sombrío; sordo; grisáceo

Übersetzung Matrix für grauwkleurig:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sordo dove
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sombrear beschaduwen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gris grauwkleurig; grijs bleek; druilerig; flauw; flets; grauw; grijs; grijsharig; miezerig; vaal; verschoten
grisáceo grauwkleurig; grijs grauw; grijsachtig; grijzig; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vaal; vreugdeloos
mudo grauwkleurig; grijs dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; typisch; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd; vreemd
oscuro grauwkleurig; grijs beangstigend; donker; dubieus; duister; eng; glibberig; louche; melancholische; naargeestig; obscuur; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; onverlicht; somber; triest; troosteloos; verdacht; wollig; zwaarmoedig
pardo grauwkleurig; grijs bleek; flauw; flets; grauw; vaal; verschoten
pálido grauwkleurig; grijs blank; bleek; bleek van gelaatskleur; bleekjes; flauw; flets; kleurloos; mat; ongelakt; pips; slap; slapjes; verschoten; wee; wit; wit van huidskleur; ziekelijk; zwak
sin brillo grauwkleurig; grijs bleek; dof; flets; kleurloos; mat; niet helder
sombrear grauwkleurig; grijs melancholische; naar; naargeestig; somber
sombrío grauwkleurig; grijs aan een ziekte lijdend; akelig; bedrukt; beroerd; donker; dreigend; dubieus; duister; ellendig; eng; gedrukt; glibberig; grauw; griezelig; helaas; huiveringwekkend; jammer; jammer genoeg; louche; luguber; melancholische; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; obscuur; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; onheilspellend; pessimistisch; sinister; sneu; somber; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdacht; verdrietig; vreugdeloos; wollig; ziek; zwartgallig
sordo grauwkleurig; grijs doof; gehoorgestoord; hardhorend; hardhorig; slechthorend; toonloos; zonder toon