Niederländisch
Detailübersetzungen für gewend raken (Niederländisch) ins Spanisch
gewend raken:
-
gewend raken (eigenmaken; aanwennen; leren)
acostumbrarse; habituarse a; acostumbrar; aclimatarse; familiarizarse con; acostumbrarse a; hacerse a; adaptarse; contraer el hábito de-
acostumbrarse Verb
-
habituarse a Verb
-
acostumbrar Verb
-
aclimatarse Verb
-
familiarizarse con Verb
-
acostumbrarse a Verb
-
hacerse a Verb
-
adaptarse Verb
-
-
gewend raken (inburgeren)
Konjugationen für gewend raken:
o.t.t.
- raak gewend
- raakt gewend
- raakt gewend
- raken gewend
- raken gewend
- raken gewend
o.v.t.
- raakte gewend
- raakte gewend
- raakte gewend
- raakten gewend
- raakten gewend
- raakten gewend
v.t.t.
- ben gewend geraakt
- bent gewend geraakt
- is gewend geraakt
- zijn gewend geraakt
- zijn gewend geraakt
- zijn gewend geraakt
v.v.t.
- was gewend geraakt
- was gewend geraakt
- was gewend geraakt
- waren gewend geraakt
- waren gewend geraakt
- waren gewend geraakt
o.t.t.t.
- zal gewend raken
- zult gewend raken
- zal gewend raken
- zullen gewend raken
- zullen gewend raken
- zullen gewend raken
o.v.t.t.
- zou gewend raken
- zou gewend raken
- zou gewend raken
- zouden gewend raken
- zouden gewend raken
- zouden gewend raken
diversen
- raak gewend!
- raakt gewend!
- gewend geraakt
- gewend rakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze