Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. gestookt:
  2. stoken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gestookt (Niederländisch) ins Spanisch

gestookt:

gestookt Adjektiv

  1. gestookt (gedistilleerd; gebrand)
    destilado

Übersetzung Matrix für gestookt:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
destilado gebrand; gedistilleerd; gestookt afgeleid; stammend van

stoken:

stoken Verb (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)

  1. stoken (aanblazen; opstoken; poken; )
  2. stoken (distilleren)

Konjugationen für stoken:

o.t.t.
  1. stook
  2. stookt
  3. stookt
  4. stoken
  5. stoken
  6. stoken
o.v.t.
  1. stookte
  2. stookte
  3. stookte
  4. stookten
  5. stookten
  6. stookten
v.t.t.
  1. heb gestookt
  2. hebt gestookt
  3. heeft gestookt
  4. hebben gestookt
  5. hebben gestookt
  6. hebben gestookt
v.v.t.
  1. had gestookt
  2. had gestookt
  3. had gestookt
  4. hadden gestookt
  5. hadden gestookt
  6. hadden gestookt
o.t.t.t.
  1. zal stoken
  2. zult stoken
  3. zal stoken
  4. zullen stoken
  5. zullen stoken
  6. zullen stoken
o.v.t.t.
  1. zou stoken
  2. zou stoken
  3. zou stoken
  4. zouden stoken
  5. zouden stoken
  6. zouden stoken
en verder
  1. ben gestookt
  2. bent gestookt
  3. is gestookt
  4. zijn gestookt
  5. zijn gestookt
  6. zijn gestookt
diversen
  1. stook!
  2. stookt!
  3. gestookt
  4. stokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für stoken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
incitar aanslingeren; aanzwengelen
instigar instigeren; opwekken
quemar branden; verbranden
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acuciar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken gebrek hebben; nijpen; vastknijpen
amotinar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken
apresurar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; accelereren; gas geven; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjagen; opjutten; opruien; opschieten; opstoken; optrekken van auto; overhaasten; poken; porren; reppen; snellen; spoeden; stressen; tot spoed aanzetten; vliegen; voortjagen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
atizar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; doen opvlammen; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; poken
avivar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bezielen; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppeppen; oprakelen; opruien; opstoken; opwekken; poken; porren; provoceren; stimuleren; ter sprake brengen; toejuichen
azuzar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken
destilar distilleren; stoken
enredar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; compliceren; ingewikkeld maken; intrigeren; konkelen; kuipen; moeilijk maken; neppen; obsederen; omlijnen; sjoemelen; verwikkelen
incitar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; iemand motiveren; iemand opstoken; iets aanstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; opzetten; overhaasten; poken; porren; prikkelen; provoceren; spoeden; stimuleren; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
instigar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; rappelleren; reppen; snellen; spoeden; stimuleren; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
quemar aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken cremeren; opbranden; uitbranden; verassen; verbranden

Verwandte Wörter für "stoken":


Wiktionary Übersetzungen für stoken:


Cross Translation:
FromToVia
stoken encender; provocar; desatar entfachenübertragen: Begierden oder heftige Gefühle erregen; eine Auseinandersetzung provozieren
stoken atizar stoke — to feed, stir up
stoken inflamar; encender enflammermettre en flamme.

Computerübersetzung von Drittern: