Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
correr
|
|
hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
|
escurrir
|
|
afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen
|
filtrar
|
|
filtering; schifting
|
gotear
|
|
afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen
|
manchar
|
|
vlekken
|
verter
|
|
inschenken; leeggieten; uitgieten
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
caer gota a gota
|
droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen
|
in straaltjes afdruipen; sijpelen
|
chorrear
|
afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
|
in straaltjes afdruipen; in stralen lopen; sijpelen; vloeien
|
correr
|
afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
|
aantrekken; dichttrekken; gaan; hardlopen; hardrijden; jachten; jakkeren; lopen; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; stappen; stromen; vlieden; vloeien; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten; zich voortbewegen
|
cundir
|
droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen
|
|
divulgarse
|
afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
|
ontdekt worden; ruchtbaar worden; uitkomen; uitkomen van geheim
|
escurrir
|
droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen
|
afgieten; klemmen; knellen; met iemand worstelen; omklemmen; uitwringen; worstelen; wringen
|
filtrar
|
afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
|
doorlekken; doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; in straaltjes afdruipen; laten doorsijpelen; percoleren; sijpelen; uitfilteren; zeven; ziften
|
gota a gota
|
afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
|
|
gotear
|
afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
|
lek zijn; lekken; weglekken
|
manchar
|
droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen
|
afgeven; bedoezelen; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; kladderen; kliederen; klodderen; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
|
salirse
|
afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
|
overkoken
|
verter
|
afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
|
afscheiden; afvoeren; deponeren; doneren; geven; gieten op; gunnen; gunst verlenen; ingieten; leegstorten; lopen; lozen; neerleggen; opgieten; ruimen; schenken; stromen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; vergieten; vloeien
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gota a gota
|
|
druppelsgewijs; drupsgewijs
|