Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bolwerken:
  2. bolwerk:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bolwerken (Niederländisch) ins Spanisch

bolwerken:

bolwerken Verb (bolwerk, bolwerkt, bolwerkte, bolwerkten, gebolwerkt)

  1. bolwerken

Konjugationen für bolwerken:

o.t.t.
  1. bolwerk
  2. bolwerkt
  3. bolwerkt
  4. bolwerken
  5. bolwerken
  6. bolwerken
o.v.t.
  1. bolwerkte
  2. bolwerkte
  3. bolwerkte
  4. bolwerkten
  5. bolwerkten
  6. bolwerkten
v.t.t.
  1. heb gebolwerkt
  2. hebt gebolwerkt
  3. heeft gebolwerkt
  4. hebben gebolwerkt
  5. hebben gebolwerkt
  6. hebben gebolwerkt
v.v.t.
  1. had gebolwerkt
  2. had gebolwerkt
  3. had gebolwerkt
  4. hadden gebolwerkt
  5. hadden gebolwerkt
  6. hadden gebolwerkt
o.t.t.t.
  1. zal bolwerken
  2. zult bolwerken
  3. zal bolwerken
  4. zullen bolwerken
  5. zullen bolwerken
  6. zullen bolwerken
o.v.t.t.
  1. zou bolwerken
  2. zou bolwerken
  3. zou bolwerken
  4. zouden bolwerken
  5. zouden bolwerken
  6. zouden bolwerken
diversen
  1. bolwerk!
  2. bolwerkt!
  3. gebolwerkt
  4. bolwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bolwerken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
defenderse afweren; verdedigen; verweren; weren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dar abasto bolwerken
defenderse bolwerken behelpen; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten
poder con todo bolwerken

Verwandte Wörter für "bolwerken":


bolwerk: