Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bevoorrechten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bevoorrechten (Niederländisch) ins Spanisch

bevoorrechten:

bevoorrechten Verb (bevoorrecht, bevoorrechtte, bevoorrechtten, bevoorrecht)

  1. bevoorrechten (voorrechten toekennen)

Konjugationen für bevoorrechten:

o.t.t.
  1. bevoorrecht
  2. bevoorrecht
  3. bevoorrecht
  4. bevoorrechten
  5. bevoorrechten
  6. bevoorrechten
o.v.t.
  1. bevoorrechtte
  2. bevoorrechtte
  3. bevoorrechtte
  4. bevoorrechtten
  5. bevoorrechtten
  6. bevoorrechtten
v.t.t.
  1. heb bevoorrecht
  2. hebt bevoorrecht
  3. heeft bevoorrecht
  4. hebben bevoorrecht
  5. hebben bevoorrecht
  6. hebben bevoorrecht
v.v.t.
  1. had bevoorrecht
  2. had bevoorrecht
  3. had bevoorrecht
  4. hadden bevoorrecht
  5. hadden bevoorrecht
  6. hadden bevoorrecht
o.t.t.t.
  1. zal bevoorrechten
  2. zult bevoorrechten
  3. zal bevoorrechten
  4. zullen bevoorrechten
  5. zullen bevoorrechten
  6. zullen bevoorrechten
o.v.t.t.
  1. zou bevoorrechten
  2. zou bevoorrechten
  3. zou bevoorrechten
  4. zouden bevoorrechten
  5. zouden bevoorrechten
  6. zouden bevoorrechten
diversen
  1. bevoorrecht!
  2. bevoorrecht!
  3. bevoorrecht
  4. bevoorrechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bevoorrechten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
favorecer bevoorrechten; voorrechten toekennen begunstigen; bevoordelen; doneren; geven; schenken; staan; voorschuiven; voortrekken
privilegiar bevoorrechten; voorrechten toekennen begunstigen; bevoordelen; doneren; geven; schenken; voorschuiven; voortrekken

Wiktionary Übersetzungen für bevoorrechten:

bevoorrechten
verb
  1. bijzondere rechten toekennen aan de één boven de ander