Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bespuiten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bespuiten (Niederländisch) ins Spanisch

bespuiten:

bespuiten Verb (bespuit, bespoot, bespoten, bespoten)

  1. bespuiten (besproeien; bevochtigen; sproeien)

Konjugationen für bespuiten:

o.t.t.
  1. bespuit
  2. bespuit
  3. bespuit
  4. bespuiten
  5. bespuiten
  6. bespuiten
o.v.t.
  1. bespoot
  2. bespoot
  3. bespoot
  4. bespoten
  5. bespoten
  6. bespoten
v.t.t.
  1. heb bespoten
  2. hebt bespoten
  3. heeft bespoten
  4. hebben bespoten
  5. hebben bespoten
  6. hebben bespoten
v.v.t.
  1. had bespoten
  2. had bespoten
  3. had bespoten
  4. hadden bespoten
  5. hadden bespoten
  6. hadden bespoten
o.t.t.t.
  1. zal bespuiten
  2. zult bespuiten
  3. zal bespuiten
  4. zullen bespuiten
  5. zullen bespuiten
  6. zullen bespuiten
o.v.t.t.
  1. zou bespuiten
  2. zou bespuiten
  3. zou bespuiten
  4. zouden bespuiten
  5. zouden bespuiten
  6. zouden bespuiten
diversen
  1. bespuit!
  2. bespuit!
  3. bespoten
  4. bespuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bespuiten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
humedecer afbetten; betten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
humectar besproeien; bespuiten; bevochtigen; sproeien
humedecer besproeien; bespuiten; bevochtigen; sproeien bevochtigen; nat maken
mojar besproeien; bespuiten; bevochtigen; sproeien bevochtigen; dopen; nat maken
regar besproeien; bespuiten; bevochtigen; sproeien begieten; bespatten; bespetteren; besproeien; bevloeien; gieten; irrigeren; schenken; uitstorten; water geven

Computerübersetzung von Drittern: