Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. badineren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für badineren (Niederländisch) ins Spanisch

badineren:

badineren Verb (badineer, badineert, badineerde, badineerden, gebadineerd)

  1. badineren

Konjugationen für badineren:

o.t.t.
  1. badineer
  2. badineert
  3. badineert
  4. badineren
  5. badineren
  6. badineren
o.v.t.
  1. badineerde
  2. badineerde
  3. badineerde
  4. badineerden
  5. badineerden
  6. badineerden
v.t.t.
  1. heb gebadineerd
  2. hebt gebadineerd
  3. heeft gebadineerd
  4. hebben gebadineerd
  5. hebben gebadineerd
  6. hebben gebadineerd
v.v.t.
  1. had gebadineerd
  2. had gebadineerd
  3. had gebadineerd
  4. hadden gebadineerd
  5. hadden gebadineerd
  6. hadden gebadineerd
o.t.t.t.
  1. zal badineren
  2. zult badineren
  3. zal badineren
  4. zullen badineren
  5. zullen badineren
  6. zullen badineren
o.v.t.t.
  1. zou badineren
  2. zou badineren
  3. zou badineren
  4. zouden badineren
  5. zouden badineren
  6. zouden badineren
diversen
  1. badineer!
  2. badineert!
  3. gebadineerd
  4. badinerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für badineren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
chancear badineren aanleiding geven tot; dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; ophitsen; provoceren; schertsen; streek uithalen; uitdagen; uitlokken