Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. afkopen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afkopen (Niederländisch) ins Spanisch

afkopen:

afkopen [het ~] Nomen

  1. het afkopen (afkoop)
    el rescate

afkopen Verb (koop af, koopt af, kocht af, kochten af, afgekocht)

  1. afkopen (schadeloosstellen; tevredenstellen)
  2. afkopen (schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden)

Konjugationen für afkopen:

o.t.t.
  1. koop af
  2. koopt af
  3. koopt af
  4. kopen af
  5. kopen af
  6. kopen af
o.v.t.
  1. kocht af
  2. kocht af
  3. kocht af
  4. kochten af
  5. kochten af
  6. kochten af
v.t.t.
  1. heb afgekocht
  2. hebt afgekocht
  3. heeft afgekocht
  4. hebben afgekocht
  5. hebben afgekocht
  6. hebben afgekocht
v.v.t.
  1. had afgekocht
  2. had afgekocht
  3. had afgekocht
  4. hadden afgekocht
  5. hadden afgekocht
  6. hadden afgekocht
o.t.t.t.
  1. zal afkopen
  2. zult afkopen
  3. zal afkopen
  4. zullen afkopen
  5. zullen afkopen
  6. zullen afkopen
o.v.t.t.
  1. zou afkopen
  2. zou afkopen
  3. zou afkopen
  4. zouden afkopen
  5. zouden afkopen
  6. zouden afkopen
diversen
  1. koop af!
  2. koopt af!
  3. afgekocht
  4. afkopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afkopen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rescate afkoop; afkopen afkoopsom; herstelbetaling; indemnisatie; indemniteit; inlossing; loskoping; losprijs; schade-uitkering; schadeloosstelling; schadevergoeding; terugkoop; uitbetalingen bij schade; vergoeding
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
indemnizar afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; tevredenstellen; vergoeden
resarcir afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden

Wiktionary Übersetzungen für afkopen:


Cross Translation:
FromToVia
afkopen redimir racheteracheter ce qu’on a vendre ou ce qui a été vendu.