Niederländisch
Detailübersetzungen für aanmerken (Niederländisch) ins Spanisch
aanmerken:
-
aanmerken
tener objeciones a; observar; nombrar; reprender; proponer; considerar; señalar; notar-
tener objeciones a Verb
-
observar Verb
-
nombrar Verb
-
reprender Verb
-
proponer Verb
-
considerar Verb
-
señalar Verb
-
notar Verb
-
Konjugationen für aanmerken:
o.t.t.
- merk aan
- merkt aan
- merkt aan
- merken aan
- merken aan
- merken aan
o.v.t.
- merkte aan
- merkte aan
- merkte aan
- merkten aan
- merkten aan
- merkten aan
v.t.t.
- heb aangemerkt
- hebt aangemerkt
- heeft aangemerkt
- hebben aangemerkt
- hebben aangemerkt
- hebben aangemerkt
v.v.t.
- had aangemerkt
- had aangemerkt
- had aangemerkt
- hadden aangemerkt
- hadden aangemerkt
- hadden aangemerkt
o.t.t.t.
- zal aanmerken
- zult aanmerken
- zal aanmerken
- zullen aanmerken
- zullen aanmerken
- zullen aanmerken
o.v.t.t.
- zou aanmerken
- zou aanmerken
- zou aanmerken
- zouden aanmerken
- zouden aanmerken
- zouden aanmerken
diversen
- merk aan!
- merkt aan!
- aangemerkt
- aanmerkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze