Niederländisch
Detailübersetzungen für echoën (Niederländisch) ins Spanisch
echoën:
-
echoën (naklinken; galmen; weerklinken)
repercutir; sonar; resonar; retumbar; hacer eco-
repercutir Verb
-
sonar Verb
-
resonar Verb
-
retumbar Verb
-
hacer eco Verb
-
-
echoën (weergalmen; resoneren; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; galmen; schallen)
reflejar; repercutir; tronar; resonar; hacer eco-
reflejar Verb
-
repercutir Verb
-
tronar Verb
-
resonar Verb
-
hacer eco Verb
-
-
echoën (nazeggen; herhalen; napraten; nabouwen)
-
echoën (terugkaatsen; reflecteren; stuiten; weerkaatsen; terugstoten)
Konjugationen für echoën:
o.t.t.
- echo
- echoot
- echoot
- echoën
- echoën
- echoën
o.v.t.
- echode
- echode
- echode
- echoden
- echoden
- echoden
v.t.t.
- heb geëchood
- hebt geëchood
- heeft geëchood
- hebben geëchood
- hebben geëchood
- hebben geëchood
v.v.t.
- had geëchood
- had geëchood
- had geëchood
- hadden geëchood
- hadden geëchood
- hadden geëchood
o.t.t.t.
- zal echoën
- zult echoën
- zal echoën
- zullen echoën
- zullen echoën
- zullen echoën
o.v.t.t.
- zou echoën
- zou echoën
- zou echoën
- zouden echoën
- zouden echoën
- zouden echoën
diversen
- echo!
- echoot!
- geëchood
- echoënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für echoën:
Wiktionary Übersetzungen für echoën:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• echoën | → repetir; repercutir | ↔ echo — to repeat back what another has just said |