Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- afprijzen:
-
Wiktionary:
- afprijzen → rematar, abaratar, abaratarse
Niederländisch
Detailübersetzungen für afprijzen (Niederländisch) ins Spanisch
afprijzen:
-
afprijzen (verminderen; reduceren; verlagen)
reducir; rebajar; aminorar; bajar el precio-
reducir Verb
-
rebajar Verb
-
aminorar Verb
-
bajar el precio Verb
-
Konjugationen für afprijzen:
o.t.t.
- prijs af
- prijst af
- prijst af
- prijzen af
- prijzen af
- prijzen af
o.v.t.
- prijsde af
- prijsde af
- prijsde af
- prijsden af
- prijsden af
- prijsden af
v.t.t.
- heb afgeprijsd
- hebt afgeprijsd
- heeft afgeprijsd
- hebben afgeprijsd
- hebben afgeprijsd
- hebben afgeprijsd
v.v.t.
- had afgeprijsd
- had afgeprijsd
- had afgeprijsd
- hadden afgeprijsd
- hadden afgeprijsd
- hadden afgeprijsd
o.t.t.t.
- zal afprijzen
- zult afprijzen
- zal afprijzen
- zullen afprijzen
- zullen afprijzen
- zullen afprijzen
o.v.t.t.
- zou afprijzen
- zou afprijzen
- zou afprijzen
- zouden afprijzen
- zouden afprijzen
- zouden afprijzen
diversen
- prijs af!
- prijst af!
- afgeprijsd
- afprijzende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afprijzen:
Wiktionary Übersetzungen für afprijzen:
afprijzen
verb
-
iets goedkoper maken
-
goedkoper worden
- afprijzen → abaratarse