Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. weerkaatsen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für weerkaatsen (Niederländisch) ins Spanisch

weerkaatsen:

weerkaatsen Verb (weerkaats, weerkaatst, weerkaatste, weerkaatsten, weerkaatst)

  1. weerkaatsen (weergalmen; resoneren; echoën; )
  2. weerkaatsen (weerschijnen)
  3. weerkaatsen (terugkaatsen; reflecteren; stuiten; echoën; terugstoten)

Konjugationen für weerkaatsen:

o.t.t.
  1. weerkaats
  2. weerkaatst
  3. weerkaatst
  4. weerkaatsen
  5. weerkaatsen
  6. weerkaatsen
o.v.t.
  1. weerkaatste
  2. weerkaatste
  3. weerkaatste
  4. weerkaatsten
  5. weerkaatsten
  6. weerkaatsten
v.t.t.
  1. heb weerkaatst
  2. hebt weerkaatst
  3. heeft weerkaatst
  4. hebben weerkaatst
  5. hebben weerkaatst
  6. hebben weerkaatst
v.v.t.
  1. had weerkaatst
  2. had weerkaatst
  3. had weerkaatst
  4. hadden weerkaatst
  5. hadden weerkaatst
  6. hadden weerkaatst
o.t.t.t.
  1. zal weerkaatsen
  2. zult weerkaatsen
  3. zal weerkaatsen
  4. zullen weerkaatsen
  5. zullen weerkaatsen
  6. zullen weerkaatsen
o.v.t.t.
  1. zou weerkaatsen
  2. zou weerkaatsen
  3. zou weerkaatsen
  4. zouden weerkaatsen
  5. zouden weerkaatsen
  6. zouden weerkaatsen
diversen
  1. weerkaats!
  2. weerkaatst!
  3. weerkaatst
  4. weerkaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für weerkaatsen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
reflejar weerschijnen; weerspiegelen
resonar daveren; denderen; dreunen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hacer eco echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; weerklinken
reflejar echoën; galmen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerschijnen afspiegelen; afwegen; belichten; beschouwen; beschrijven; met licht beschijnen; overdenken; overwegen; overzetten; reflecteren; terugkaatsen; translateren; vertalen; vertolken; weergeven; weerspiegelen
repercutir echoën; galmen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen de trom roeren; echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nawerken; nawerken van geneesmiddelen; nazeggen; roffelen; schallen; terugwerken; terugwerkende kracht hebben; trommelen; weerklinken; weerschallen
resonar echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen daveren; de bal terugkaatsen; denderen; dreunen; druisen; druist in tegen; echoën; galmen; herhalen; inklinken; met gelijke munt terugbetalen; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; schallen; vergelden; weerklinken; weerschallen
tronar echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; galmen; knallen; kwakken; met krachtige stem zingen; neerkwakken; schreeuwen; smakken; vloeken

Wiktionary Übersetzungen für weerkaatsen:


Cross Translation:
FromToVia
weerkaatsen reflejar reflect — to mirror, or show the image of something
weerkaatsen reflejar refléterrenvoyer l’image, la lumière ou la couleur.
weerkaatsen aplazar; despedir; destituir; devolver; reflejar renvoyerenvoyer de nouveau.
weerkaatsen reflejar; reflexionar; meditar réfléchir — À trier

Computerübersetzung von Drittern: