Niederländisch
Detailübersetzungen für stuit (Niederländisch) ins Spanisch
stuit:
-
de stuit (kruis anatomie)
-
de stuit (staartstuk)
Übersetzung Matrix für stuit:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abertura | staartstuk; stuit | aanvang; achterbuurt; begin; buurtschap; doorkijk; eerlijkheid; gat; gehucht; gribus; insnijding; inzet; kijkje; kloof; krottenbuurt; krottenwijk; lek; lekken; onbevangenheid; openhartigheid; openheid; opening; oprechtheid; rechtschapenheid; rondborstigheid; rondheid; spleet; split; start; tussenruimte; uitsparing |
bache | staartstuk; stuit | achterbuurt; buurtschap; gat; gehucht; gribus; inzakking; krottenbuurt; krottenwijk; kuil; malaise; onderkant; slapheid; slapte; uitholling |
entrepierna | kruis anatomie; stuit | achterhand; kruisriem |
sobrecincho | kruis anatomie; stuit | kruisriem |
Verwandte Wörter für "stuit":
stuiten:
-
stuiten (terugkaatsen; reflecteren; weerkaatsen; echoën; terugstoten)
Konjugationen für stuiten:
o.t.t.
- stuit
- stuit
- stuit
- stuiten
- stuiten
- stuiten
o.v.t.
- stuitte
- stuitte
- stuitte
- stuitten
- stuitten
- stuitten
v.t.t.
- heb gestuit
- hebt gestuit
- heeft gestuit
- hebben gestuit
- hebben gestuit
- hebben gestuit
v.v.t.
- had gestuit
- had gestuit
- had gestuit
- hadden gestuit
- hadden gestuit
- hadden gestuit
o.t.t.t.
- zal stuiten
- zult stuiten
- zal stuiten
- zullen stuiten
- zullen stuiten
- zullen stuiten
o.v.t.t.
- zou stuiten
- zou stuiten
- zou stuiten
- zouden stuiten
- zouden stuiten
- zouden stuiten
en verder
- ben gestuit
- bent gestuit
- is gestuit
- zijn gestuit
- zijn gestuit
- zijn gestuit
diversen
- stuit!
- stuitt!
- gestuit
- stuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stuiten (stuitjes)