Niederländisch
Detailübersetzungen für loskomen (Niederländisch) ins Spanisch
loskomen:
-
loskomen (losraken; losgaan)
-
loskomen (op vrije voeten gesteld worden; vrijkomen; ontslagen worden)
liberarse; evadirse; ser liberado; salir; despegar; escapar; desprenderse; evadir; escaparse; quedar libre; ser puesto en libertad; quedar en libertad; dejarse ir-
liberarse Verb
-
evadirse Verb
-
ser liberado Verb
-
salir Verb
-
despegar Verb
-
escapar Verb
-
desprenderse Verb
-
evadir Verb
-
escaparse Verb
-
quedar libre Verb
-
quedar en libertad Verb
-
dejarse ir Verb
-
-
loskomen (zich bevrijden; vrijkomen; ontsnappen)
Konjugationen für loskomen:
o.t.t.
- kom los
- komt los
- komt los
- komen los
- komen los
- komen los
o.v.t.
- kwam los
- kwam los
- kwam los
- kwamen los
- kwamen los
- kwamen los
v.t.t.
- ben losgekomen
- bent losgekomen
- is losgekomen
- zijn losgekomen
- zijn losgekomen
- zijn losgekomen
v.v.t.
- was losgekomen
- was losgekomen
- was losgekomen
- waren losgekomen
- waren losgekomen
- waren losgekomen
o.t.t.t.
- zal loskomen
- zult loskomen
- zal loskomen
- zullen loskomen
- zullen loskomen
- zullen loskomen
o.v.t.t.
- zou loskomen
- zou loskomen
- zou loskomen
- zouden loskomen
- zouden loskomen
- zouden loskomen
diversen
- kom los!
- komt los!
- losgekomen
- loskomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze