Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. onttronen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für onttronen (Niederländisch) ins Spanisch

onttronen:

onttronen Verb (onttroon, onttroont, onttroonde, onttroonden, onttroond)

  1. onttronen

Konjugationen für onttronen:

o.t.t.
  1. onttroon
  2. onttroont
  3. onttroont
  4. onttronen
  5. onttronen
  6. onttronen
o.v.t.
  1. onttroonde
  2. onttroonde
  3. onttroonde
  4. onttroonden
  5. onttroonden
  6. onttroonden
v.t.t.
  1. ben onttroond
  2. bent onttroond
  3. is onttroond
  4. zijn onttroond
  5. zijn onttroond
  6. zijn onttroond
v.v.t.
  1. was onttroond
  2. was onttroond
  3. was onttroond
  4. waren onttroond
  5. waren onttroond
  6. waren onttroond
o.t.t.t.
  1. zal onttronen
  2. zult onttronen
  3. zal onttronen
  4. zullen onttronen
  5. zullen onttronen
  6. zullen onttronen
o.v.t.t.
  1. zou onttronen
  2. zou onttronen
  3. zou onttronen
  4. zouden onttronen
  5. zouden onttronen
  6. zouden onttronen
en verder
  1. heb onttroond
  2. hebt onttroond
  3. heeft onttroond
  4. hebben onttroond
  5. hebben onttroond
  6. hebben onttroond
diversen
  1. onttroon!
  2. onttroont!
  3. onttroond
  4. onttronend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für onttronen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
desentronizar onttronen
destronar onttronen afbakenen; afpalen; afzetten; amputeren; begrenzen; beknotten; beperken; neppen; omlijnen; verneuken

Wiktionary Übersetzungen für onttronen:

onttronen
verb
  1. iemand van de macht beroven