Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. krimpen:
  2. krimp:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for krimpen:
    • encoger


Niederländisch

Detailübersetzungen für krimpen (Niederländisch) ins Spanisch

krimpen:

Konjugationen für krimpen:

o.t.t.
  1. krimp
  2. krimpt
  3. krimpt
  4. krimpen
  5. krimpen
  6. krimpen
o.v.t.
  1. kromp
  2. kromp
  3. kromp
  4. krompen
  5. krompen
  6. krompen
v.t.t.
  1. ben gekrompen
  2. bent gekrompen
  3. is gekrompen
  4. zijn gekrompen
  5. zijn gekrompen
  6. zijn gekrompen
v.v.t.
  1. was gekrompen
  2. was gekrompen
  3. was gekrompen
  4. waren gekrompen
  5. waren gekrompen
  6. waren gekrompen
o.t.t.t.
  1. zal krimpen
  2. zult krimpen
  3. zal krimpen
  4. zullen krimpen
  5. zullen krimpen
  6. zullen krimpen
o.v.t.t.
  1. zou krimpen
  2. zou krimpen
  3. zou krimpen
  4. zouden krimpen
  5. zouden krimpen
  6. zouden krimpen
en verder
  1. heb gekrompen
  2. hebt gekrompen
  3. heeft gekrompen
  4. hebben gekrompen
  5. hebben gekrompen
  6. hebben gekrompen
diversen
  1. krimp!
  2. krimpt!
  3. gekrompen
  4. krimpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

krimpen [znw.] Nomen

  1. krimpen (minderen; korten)
    el recorte; la disminuición

Übersetzung Matrix für krimpen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
disminuición korten; krimpen; minderen
disminuir achteruitgaan; afnemen; verminderen in kracht
recorte korten; krimpen; minderen bezuiniging; deflatie; knipsel; korting; kostenverlaging; ontering; prijsdaling; prijsverlaging; reductie; salarisvermindering; snipper; stukje papier; uitsnede; uitsnijding; verlaging
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aminorar afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afprijzen; kleiner maken; lager maken; minimaliseren; ophouden; reduceren; temporiseren; verkleinen; verlagen; verminderen; vertragen
atenuar afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen dichtslaan; dichtwerpen
decrecer afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; afnemen; declineren; inkrimpen; kleiner worden; minder worden; slinken
disminuir afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; afnemen; afnemend; dalen; declineren; kelderen; kleiner maken; luwen; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; slinkend; tanen; tanend; terugdraaien; teruggaan; terugschroeven; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; verkleinen; verminderen; vervallen; wegsterven; zakken
encogerse inkrimpen; krimpen; slinken indrogen; ineenduiken; ineenkrimpen; ineenschrompelen; samentrekken; schrompelen; slinken; verkrappen; verschrompelen
menguar afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden; wegebben
mermar afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen
reducir afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen achteruitgaan; afbreuk doen aan; afnemen; afprijzen; beknotten; benadelen; beperken; declineren; herleiden; kleiner maken; minder maken; minder worden; minimaliseren; neerleggen; onderuit halen; reduceren; schaden; terugdraaien; terugdrijven; terugdringen; terugschroeven; terugvoeren; verkleinen; verlagen; verminderen
reducirse afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen afnemen; dalen; declineren; door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; inkrimpen; kleiner worden; minder worden; minderen; slinken; tanen; teruggaan; verdikken; verminderen; vervallen
restringir afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inkorten; inperken; insluiten; korter maken; limiteren; toevoegen; verkorten

Verwandte Wörter für "krimpen":


Wiktionary Übersetzungen für krimpen:

krimpen
verb
  1. kleiner in omvang worden

Cross Translation:
FromToVia
krimpen comprimirse compress — to be pressed together
krimpen disminuir; menguar; desaparecer; agotarse dwindle — (intransitive) to decrease, shrink, vanish

krimp:

krimp [de ~ (m)] Nomen

  1. de krimp (krimping)
    la carencia; la contracción; la disminución

Übersetzung Matrix für krimp:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
carencia krimp; krimping deficit; feil; fout; gebrek; gemis; handicap; krapte; lacune; leegte; leemte; lichaamsgebrek; manco; nooddruft; ontbering; schaarsheid; schaarste; slinking; tekort
contracción krimp; krimping aaneenschakeling; convulsie; kramp; perswee; samentrekking; samenvoeging; slinking; stuip; stuiptrekking; wee
disminución krimp; krimping afname; afname voorraad; aftrek; aftrekking; afzwakking; daling; deductie; degradatie; korting; minder worden; prijsverlaging; reductie; slinking; teruggang; terugloop; terugzetting; val; verkleining; verlaging; vermindering

Verwandte Wörter für "krimp":


Wiktionary Übersetzungen für krimp:


Cross Translation:
FromToVia
krimp escasez; penuria disettemanque de certaines choses utiles.
krimp escasez; penuria pénurieextrême disette.