Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanwas (Niederländisch) ins Spanisch

aanwas:

aanwas [de ~ (m)] Nomen

  1. de aanwas (uitdijing; aangroei; uitdijen)
    la dilatación; la hinchazón
  2. de aanwas (aangroeiing; vermeerdering)
    la crecida
  3. de aanwas (toename; verhoging; vermedevuldigen; )
    el incremento; la subida; la expansión; el crecimiento; el aumento; la crecida

Übersetzung Matrix für aanwas:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aumento aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanvulling; bijbetaling; cumuleren; expansie; gezwel; groei; klimmen; knobbel; omhoogkomen; opaarden; opeenhopen; ophopen; opstapelen; opstijgen; stapelen; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; tumor; uitbreiding; uitvergroting; uitzetting; vergroting; verhogen; verhogen van de waarde
crecida aangroei; aangroeiing; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
crecimiento aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking bloei; bloeiperiode; expansie; gezwel; groei; klimmen; knobbel; omhoogkomen; ontplooiing; ontwikkeling; opbloei; opstijgen; stijgen; stijging; toename; tot bloei komen; tumor; uitbreiding; vooruitgang; vordering; wasdom
dilatación aangroei; aanwas; uitdijen; uitdijing het groter worden; ontsluiten; ontsluiting; openlegging; uitwijzing; uitzetten; vergroting; wijd worden
expansión aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanbouw; aanvulling; expansie; explosie; groei; toename; uitbouw; uitbreiding; uitlegging; uitspreiding; uitwijzing; uitzetting; verbreiding; vergroting
hinchazón aangroei; aanwas; uitdijen; uitdijing bobbel; bolling; buil; bult; declamatie; dikte; gezwollenheid; holle hoogdravendheid; kneuswond; kneuzing; knobbel; knoest; kwast; letsel; opgeblazenheid; opgezetheid; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; verdikking; zwelling
incremento aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; vooruitgang; vordering
subida aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking beklimming; bestijging; bijbetaling; inrit; klim; oprijlaan; oprit; opstijging; rijzing; toename; vooruitgang; vordering
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aumento sprong; stijging

Wiktionary Übersetzungen für aanwas:


Cross Translation:
FromToVia
aanwas acrecentamiento; aumento; incremento; ampliación accroissementaction de croitre, de se développer.
aanwas aumento; incremento; desarrollo développementaction de développer, de se développer ou résultat de cette action, au propre et au figuré.

aanwassen:

aanwassen Verb (was aan, wast aan, waste aan, wasten aan, aangewassen)

  1. aanwassen (toenemen; groeien; stijgen; )
  2. aanwassen (omhoogstijgen; stijgen; rijzen; omhoog rijzen; omhoog komen)

Konjugationen für aanwassen:

o.t.t.
  1. was aan
  2. wast aan
  3. wast aan
  4. wassen aan
  5. wassen aan
  6. wassen aan
o.v.t.
  1. waste aan
  2. waste aan
  3. waste aan
  4. wasten aan
  5. wasten aan
  6. wasten aan
v.t.t.
  1. ben aangewassen
  2. bent aangewassen
  3. is aangewassen
  4. zijn aangewassen
  5. zijn aangewassen
  6. zijn aangewassen
v.v.t.
  1. was aangewassen
  2. was aangewassen
  3. was aangewassen
  4. waren aangewassen
  5. waren aangewassen
  6. waren aangewassen
o.t.t.t.
  1. zal aanwassen
  2. zult aanwassen
  3. zal aanwassen
  4. zullen aanwassen
  5. zullen aanwassen
  6. zullen aanwassen
o.v.t.t.
  1. zou aanwassen
  2. zou aanwassen
  3. zou aanwassen
  4. zouden aanwassen
  5. zouden aanwassen
  6. zouden aanwassen
diversen
  1. was aan!
  2. wast aan!
  3. aangewassen
  4. aanwassende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanwassen [het ~] Nomen

  1. het aanwassen
    el crecer

Übersetzung Matrix für aanwassen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
crecer aanwassen aanzwellen
subir opklimmen; oprijden; stijgen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ascender aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen beklimmen; bevorderd worden; bovenkomen; de hoogte ingaan; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; oprijzen; opstijgen; opvliegen; opwaarts gaan; rijzen; stijgen; zich opwerken
aumentar aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aankaarten; aanknopen; aansnijden; bezwaren; entameren; expanderen; gesprek aanknopen; gewicht toevoegen; openen; opvoeren; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; verzwaren; zwaarder maken
crecer aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen dik worden; expanderen; groeien; groot worden; hoger worden; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; lengen; openen; opgroeien; opschieten; opzwellen; reppen; snellen; spoeden; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitgroeien; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; vliegen; volgroeien; volwassen worden; zich haasten; zich spoeden
engrandecer aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen
subir aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; vermeerderen bevorderd worden; binnenrijden; bovenkomen; de hoogte ingaan; eindje meerijden; erop vooruit gaan; heffen; hijsen; hoger maken; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; inrijden; lichten; naar boven gaan; naar boven rijden; omhoog brengen; omhoog doen; omhooggaan; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogleiden; omhooglopen; omhoogrijden; omhoogschroeven; omhoogstappen; omhoogvoeren; ontspinnen; opgaan; opheffen; ophijsen; ophogen; oprijden; oprijzen; opstijgen; optillen; opvliegen; opwaarts rijden; rijzen; stijgen; tillen; verhogen; vooruitkomen; vorderen; zich opwerken
surgir aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen boven water komen; bovenkomen; de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; in het hoofd opkomen; invallen; naar binnen vallen; omhoogkomen; ontstaan; opdiepen; opdoemen; opduiken; opkomen voor; oprijzen; opstijgen; opwellen; rijzen; stijgen; van de bodem ophalen; verrijzen; voortkomen; weer verschijnen

Wiktionary Übersetzungen für aanwassen:


Cross Translation:
FromToVia
aanwassen aumentar; abultar; crecer augmenterrendre une quantité plus grande.
aanwassen crecer grandir — intransitif|fr devenir plus grand.