Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für ontlokken (Niederländisch) ins Spanisch
ontlokken:
-
ontlokken
suscitar; excitar; soliviantar; provocar; desafiar-
suscitar Verb
-
excitar Verb
-
soliviantar Verb
-
provocar Verb
-
desafiar Verb
-
Konjugationen für ontlokken:
o.t.t.
- ontlok
- ontlokt
- ontlokt
- ontlokken
- ontlokken
- ontlokken
o.v.t.
- ontlokte
- ontlokte
- ontlokte
- ontlokten
- ontlokten
- ontlokten
v.t.t.
- heb ontlokt
- hebt ontlokt
- heeft ontlokt
- hebben ontlokt
- hebben ontlokt
- hebben ontlokt
v.v.t.
- had ontlokt
- had ontlokt
- had ontlokt
- hadden ontlokt
- hadden ontlokt
- hadden ontlokt
o.t.t.t.
- zal ontlokken
- zult ontlokken
- zal ontlokken
- zullen ontlokken
- zullen ontlokken
- zullen ontlokken
o.v.t.t.
- zou ontlokken
- zou ontlokken
- zou ontlokken
- zouden ontlokken
- zouden ontlokken
- zouden ontlokken
en verder
- is ontlokt
- zijn ontlokt
diversen
- ontlok!
- ontlokt!
- ontlokt
- onttlokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze